Fietsen in de Alpen en de Dolomieten
>> Homepage    >> Mijn fietsreizen    >> Overzicht beklommen cols    >> Hoogteprofielen Midden-Nederland   


Centrale Alpen en Dolomieten

(Klik op de foto's voor een vergroting!)
Reageren? Stuur me een E-mail!

Na tochten in de Alpen, de Pyreneeen en de Spaanse bergen is een fietsvakantie in de Dolomieten een logisch vervolg. We beginnen dit keer in Zwitserland, aan de oever van de Rijn. Vanaf hier gaat het oostwaarts richting Bormio, dat midden tussen de grootste Alpencols ligt: we voegen de Stelvio, de Gavia en de Mortirolo aan ons lijstje toe. In de grillig gevormde Dolomieten kamperen we enkele dag aan de voet van het imposante Sella-massief. Elke dag beklimmen we een of meerdere flinke passen. Na 3,5 week fietsen sluiten we af met een bezoek aan Venetië.

kaartje route



Cols

Van de in de tekst cursief gedrukte beklimmingen zijn in het col-overzicht wat statistieken over de lengte, de hoogte en de moeilijkheidsgraad opgenomen.

Hoogtepunten / overzicht

Klikken op een van de hoogtepunten brengt je meteen naar het betreffende deel in het reisverslag hieronder.
Dag 1: Chur - Lenz
Dag 2: Lenz - Pontresina
Dag 3: Pontresina - Valle di Sotto
Dag 4: Valle di Sotto
Dag 5: Valle di Sotto
Dag 6: Valle di Sotto - Coldrano
Dag 7: Coldrano
Dag 8: Coldrano
Dag 9: Coldrano - Casateia
Dag 10: Casateia - Bolzano
Dag 11: Bolzano
Dag 12: Bolzano
Dag 13: Bolzano - Canazei
Dag 14: Canazei
Dag 15: Canazei
Dag 16: Canazei - Misurina
Dag 17: Misurina
Dag 18: Misurina
Dag 19: Misurina - Pescul
Dag 20: Pescul - Imer
Dag 21: Imer - Levico Terme
Dag 22: Levico Terme - Bertigo
Dag 23: Bertigo - Oriago
Dag 24: Oriago
26 km
63 km
76 km
35 km
118 km
76 km
48 km
0 km
88 km
74 km
44 km
87 km
57 km
64 km
25 km
83 km
0 km
16 km
61 km
78 km
98 km
48 km
108 km
0 km
(Lenzerheide)
(Albula)
(Bernina / Livigno / Foscagno)
(Bormio 2000)
(Mortorolo / Gavia)
(Stelvio)
(Val Martello)
(...)
(Monte Giovo)
(Pennes)
(Bolzano)
(Palade / Mendola / Pènegal)
(Costalunga)
(Sella / Gardena / Campolongo / Pordoi)
(Pordoi / Piz Boè)
(Fedaia / Falzarego / Tre Croci)
(...)
(Rifugio Auronzo / Tre Cime di Lavaredo)
(Giau)
(Staulanza / Duran / Cereda)
(Gobbera / Brocon)
(Vezzena)
(Po-vlakte)
(Venetië)


Reisverslag

Dag 1: Chur - Lenz (26 km)

Na een lange reis zet een fietsbus van Cycletours ons af op een industrieterrein bij het Zwitserse Chur. We monteren de lowriders en laden de tassen op. Het is pas een uur of 11, maar de temperatuur is tot tropische waarden opgelopen. Nog wat onwenning leggen we de eerste meters af in de richting van de Rijn. Het zijn extra meters, maar het lijkt ons een leuk beginpunt van de vakantie. Op het kiezelstrandje eten we een krentenbol en kijken we naar het kolkend stromende lichtblauwe rivierwater. Jetzt geht’s los!

Churwalden


Even later bij de bescheiden kathedraal van Chur hebben we onze eerste hoogtemeters te pakken. Bij een fonteintje op het plein vullen we de bidons. Door de drukke stad komen we al snel aan de voet van de klim naar Lenzerheide. We hebben niet zulke goede ervaringen met stoere beklimmingen na een vermoeiende busreis, maar we kunnen het niet laten. Bovendien hebben we de hele middag voor de 1000 hoogtemeters. In de eerste kilometers hebben we mooie uitzichten op Chur. Daarna buigt de weg langzaam naar rechts. De klim bestaat uit twee gedeelten. Tot het dorpje Malix stijgt de weg met 8 tot 9%. We hebben het zwaar in de hitte. Dan zien we plotseling in de verte de weg beneden ons liggen. Maar dat blijkt gezichtsbedrog! In werkelijkheid is het een licht stijgend gedeelte van een kilometer of vier. Met verdubbelde snelheid fietsen we tussen de alpenweiden door. We passeren het witte kerkje van Churwalden. Even later komen we in het dorp zelf.


Nadat we boodschappen hebben gedaan en wat hebben gegeten beginnen we aan het steile slotstuk van de klim. In de hitte zorgt een kilometer van 10% voor wat problemen. Boven op de pas staat helaas geen pasbordje. Dat had ons wel leuk geleken op de eerste col van deze trip. Na het hoogste punt laat de afdaling op zich wachten. De weg daalt langzaam naar een mooi meertje, het Igl Lai. Als we die voorbij zijn gaat het steiler naar beneden. Nog voor Lenz zien we links van de weg een camping. Even later staat de tent.



Dag 2: Lenz - Pontresina (63 km)

De voortekenen wezen er de vorige ochtend al op: altocumulus floccus, dan weet je het wel. Onze nachtrust werd verstoord door een urelang aanhouden onweer en veel regen. Weliswaar kwam het nooit echt dichtbij, maar met alleen een tentdoek boven je hoofd in onweersbuien is toch weer even wennen.


Rond een uur of 10 verlaten we de camping. We hebben het restant van de Lenzerheide-afdaling nog te goed! Al snel zijn we beneden waar we de weg naar de Albulapas inslaan. De eerste tien kilometer van de klim, als het dien naam tenminste al verdient, gaat het vals-plat omhoog. Dat zit er ploseling een flinke sprong in de erosiebasis van het riviertje waar we langs fietsen. Een paar kilometer steil klimmen is het gevolg. Na het overwinnen van deze hindernis wordt het weer even wat vlakker. Rechts van de weg zit een diepe kloof. In Bergün is het tijd voor de boodschappen. Bij een fonteintje eten we wat koekjes, waarna we ons opmaken voor de echte klim, die vlak na het dorpje begint.

Albula


De hittegolf is voorbij. Vandaag is het bewolkt en valt er een enkel buitje. We kunnen schuilen onder een spoorwegviaduct. Het spoor moet hier alle mogelijke trucjes uit de kast halen om het hoogteverschil te kunnen overbruggen. De Albula is niet echt steil. Het stijgingspercentage ligt meest ron de 8%. We passeren een meertje met een mooie groenblauwe gloed. De pas is al van ver zichtbaar. In de richting van de afdaling zien we een zware bui hangen. Af en toe schiet een bliksemschicht door de donkergrijze wolken heen. Gelukkig gaat het goed en na enkele steile kilometers arriveren we in het Inn-dal. Een half uurtje fietsen we parallel langs de rivier. Het uitzicht op de besneeuwde meer dan 4000 meter hoge top van het Berninamassief is fenomenaal. Na nog wat vals-plat pakken we de Morteratsch-camping, vanwaar je een schitterend uitzicht op de Morteratsch-gletsjer moet hebben als het niet bewolkt is. Midden in een bosje kunnen we de tent opzetten.





Morteratsch-gletsjer

Dag 3: Pontresina - Valle di Sotto (76 km)

Tot een uur of 9 daalt de regen gestaag op de tent neer. Dan wordt het droog en kunnen we vertrekken. Vanaf deze kant is de Berninapas een eitje. De camping ligt dan ook al op 1880 meter hoogte. Na wat bochten krijgen we eindelijk de Morteratsch-gletsjer vol in het zicht. De gigantische ijsrivier ziet er geweldig uit! Rond de 2000 meter volgen een paar kilometers vals-plat. Hier rijdt Jantine door een stuk glas heen: lekke band! Na het oponthoud fietsen we verder langs de spoorlijn. Even verderop wordt het steiler en buigt het spoor af om rechts in een tunnel te verdwijnen. Vlak voor de pas bevindt zich een ijskoud uitziend gletschermeer. Op de top is het druk met auto’s en motoren. Na de verplichte topfoto storten we ons in de afdaling.


Na een paar bochtige en snelle kilometers slaan we linksaf naar de volgende klim, de Forcala di Livigno. We passeren de douane waarna de klim begint. Eerst gaat het nog wel, maar na het passeren van een riviertje volg een loodzware kilometer van dik boven de 10%. Tussen wat mos, wat gras en verder kale rotsen door klimmen we het dal uit. Op de top verruilen we Zwitserland voor Italië. Bij de afslag naar de Passo d'Eira, vlak voor het belastingparadijs Livigno, is het tijd voor de lunch. Het langgerekte wintersport dorp barst van de souvenirwinkeltjes en de pizzeria’s. Met nieuwe brandstof beginnen we aan de niet zo steile klim. Zes kilometer 6% dat is het wel ongeveer. Het uitzicht op Livigno en het bijbehorende meer mag er zijn. Tijdens de klim begint het te regenen, maar gelukkig zet het niet echt door. Met nog 100 meter te klimmen gaat de kraan wat verder open. Een laatste sprintje brengt ons onder een afdak van een restaurant op top.


In de afdaling krijgen we de klim naar de volgende pas van vandaag al vol in het zicht. De Passo di Foscagno is de laatste hobbel op weg naar Bormio, het einddoel van vandaag. Uit de grijze lucht miezert het af en toe. Achter ons zien we dat we langzaam weer op gelijke hoogte komen met de Eira. We klimmen er zelfs nog behoorlijk bovenuit! De top ligt op bijna 2300 meter. Een thermometer geeft er 13º Celcius aan. Goed ingepakt storten we ons in de 15 kilometer lange afdaling. In het dal is het lekker warm. Eenmaal in Bormio aangekomen vragen we bij het toeristenbureau naar een supermarkt en een camping. De eerste blijkt 100 meter verderop te liggen, voor de camping moeten we nog een kilometer of 6 fietsen.



Dag 4: Valle di Sotto (35 km)

Vandaag rustdag. Nadat we uitgeslapen en ontbeten hebben, vertrekken we al snel richting Bormio om wat boodschappen te doen en het stadje te bekijken. Met de fietsen aan de hand lopen we door de drukke winkelstraat. Aan het centrale plein ligt een 12e eeuwse kerk en staat een eveneens oude vierkante toren. Terug op de camping doen we het rustig aan. We lezen een boekje en lunchen met chocoladebroodjes.

Bormio


Om een uur of twee krijg ik de kriebels en moet er een stukje gefietst worden. De beklimming naar het skistation Bormio 2000 ligt voor de hand. Ik kleed me om, zoek de hoognodige bagage bij elkaar en prop nog wat broodjes naar binnen. Voor de verandering is het ideaal weer: zonnig en lekker warm. Het is even zoeken naar het juiste tempo. Al snel klim ik boven Bormio uit. Het is een mooi gezicht de stad daar beneden te zien liggen. Als na een haarspeldbocht of zeven, bij het gehucht San Pietro, de weg opeens recht tegen de berg gaat lopen wordt het even wat steiler. Na een paar honderd meter vlakt het echter alweer af naar een procent of 7 à 8. Een stuk voor me zie ik een andere fietser tegen de berg op zwoegen. Het laatste stukje van de klim leggen we gezamenlijk af. Boven, bij het station van de kabelbaan, gaat hij verder om in de bergen te gaan mountainbiken. Ik neem een kleine pauze en daal daarna terug af naar Bormio.



Dag 5: Valle di Sotto (118 km)

Al om half acht fietsen we langs de Adda naar het zuiden. Parallel daaraan lopen kleinere wegen die wij nemen. Toch naderen we al om negen uur Mazzo di Valtellina. Dit aardige dorpje ligt aan de voet van een van de moeilijkste klimmen in de Alpen: de beruchte Passo di Mortirolo. Achter het dorpje zien we de steile bergkam waar de pas overheen gaat imosant hoog oprijzen. Bij de Crai in de toepasselijke Via Mortirolo slaan we nog wat voedsel in, waarna we aan de klim beginnen.

Mortirolo


We hebben geen tassen bij ons, omdat we vandaag een rondrit maken. Dat is maar goed ook, want de Mortirolo is kilometerslang steiler dan 12% en dat is met bepakking bijna niet te doen. Ondanks de steilte is het volop genieten op de berg. Eindelijk eens een mooi rustig wegje waar niet constant auto’s lang je heen scheuren. De smalle weg door het bos is ook niet geschikt voor autoverkeer. In de nog vochtige ochtendlucht brengen steile bochten ons snel hoger. Regelmatig moeten we stukjes van tegen de 20% overwinnen. Vooral onderin is de klim best onregelmatig. Het uitzicht op het Valtellina, dat steeds verder in de diepte verdwijnt, is prachtig. De laatste kilometers zijn wat minder steil: slechts 9%. Na het voorgaande voelt het als veel minder! We naderen de top van de bergkam. Langzaam wordt het bos minder dicht. Door alpenweiden met verspreide groepjes bomen leggen we de laatste meters naar de top af.


Als we beneden linksaf de S42 opdraaien is het gedaan met de rust. Tot de voet van de Gavia gaat het 15 km door het dal van de Oglio. In het begin gaat het vrij fors omhoog, later wordt het meer vals-plat. Ponte di Legno, waar de klim naar de Passo di Gavia begint, eten we nog wat broodjes. In de rivier die door de stad stroom zijn een aantal watervalletjes aangelegd. Bloembakken maken er een fleurig geheel van.

Gavia

Gavia


De eerste kilometers van de Gavia zijn niet steil. Met een procent of vijf voert de nog brede weg het dal in. Steil wordt de klim pas na de hotels van Santa Apollonia. Na het passeren van een slagboom wordt de weg zo smal dat auto’s elkaar niet meer kunnen passeren. Een verkeersbord kondigt een stijging van 16% aan. Het smalle weggetje slingert zich met vele bochten omhoog het dal uit. Af en toe vallen er wat druppels, maar nat worden we er niet van. Het uitzicht op de met sneeuw en ijs bedekte massieven van de Adamello en de Presanella wordt spectaculairder naarmate we hoger komen. Na het verlaten van het bos fietsen we langs diepe afgronden. We zitten inmiddels weer boven de 2000 meter en veel begroeiing is er niet meer. De pasweg voert ons door een ongerept rotslandschap. Al van ver zien we de Monte Gavia liggen. Rechts daarvan moet ergens de pas liggen. In een redelijk nieuwe tunnen van een paar honderd meter testen we de echo. Zonder al te veel scherpe bochten gaat het nu richting de pas. Links in een rotsige weide liggen twee mooie bergmeertjes. Achter ons zien we de tunnel inmiddels alweer ver in de diepte liggen. Het voelt alsof we ons op de toppen van de wereld bevinden. Enkele haarspeldbochten dienen zich nu aan. Na het draaien en keren is het nog maar een klein stukje naar de pas. Nog een keer rechtsom en dan zijn we bij het hotel op de top op 2621 meter.


Na een foto en wat koekjes vangen we de afdaling aan. Maar eerst moeten we nog langs het gletsjermeer, wat iets onder de top ligt. Aan de overkant rijst Punta San Maeteo hoog op. Door een woest rotslandschap dalen we vervolgens af. Vlak voor Santa Caterina Valfurva volgen een tiental haarspeldbochten elkaar in snel tempo op. Na 25 kilometer dalen zijn we weer in Bormio, waar we de inmiddels vertrouwde supermarkt met een bezoek verkeren. Inmiddels begint het zachtjes te regenen. De donkere lucht belooft niet veel goeds. In een stevig tempo gaan we op weg naar de camping. We zullen toch niet na dik 10 uur fietsen in de laatste 10 minuten doornat regenen? Als we het bord van de camping al zien gaat het harder. Met een laatste sprint bereiken we de camping en staan we droog. Meteen klinkt een donderslag en begint het pas echt te gieten. Mazzel!



Dag 6: Valle di Sotto - Coldrano (76 km)

Als we om 8 uur willen opstaan regent het. Rond de klok van 9 wordt het droog en wagen we ons buiten de tent. Een uurtje later verlaten we met een kletsnatte tent achterop de fiets de camping. De weg naar Bormio is inmiddels bekend. In het stadje worstelen we ons door de drukke ochtendspits heen. Langzaam begint de weg omhoog te lopen. De klim naar de Stelvio is begonnen! Deze kant van de pasweg bevat 40 genummerde haarspeldbochten. Na een dikke kilometer slaat de weg naar de pas rechtsaf. We zijn de meeste auto’s nu gelukkig kwijt.

Stelvio


Echt steil is het niet. Dit gedeelte van de klim bevat niet veel scherpe bochten. Bij beklimmingen als deze is het vooral de lengte die op het laatst een rol gaat spelen. Links stroom in de diepte een riviertje, rechts loopt een bergwand steil omhoog. Blijkbaar valt er nogal eens wat naar beneden wat we moeten door een stuk of zes gallerijen. We naderen het einde van het rivierdal. Recht voor ons zien we de weg met 14 haarspelbochten omhoog kronkelen. Bij een typische Stelviobocht is het steilst net vóór de bocht. In de bocht is het zo goed als vlak. Na de bocht wordt het weer langzaam steiler, tot de volgende tornante zich aandient. Als we de serie bochten er bijna op hebben zitten begint het serieus te regenen. Dat is balen! Met de regenjacks aan vervolgen we onze weg: nog 9 kilometer naar de pas. Het uitzicht op het dal is fantastisch, zelfs in de kou en de regen. Als we het dal uitgeklommen zijn wordt het minder steil. Langzaam komt het kerkje van San Ranieri dichterbij. Zouden we daar wat kunnen schuilen?

Stelvio


Even later zetten we de fietsen tegen de witte muren van het kerkje. Binnen zijn twee mannen bezig met restauratiewerkzaamheden. Terwijl het buiten vrolijk verder regent, eten wij in het voorportaal onze lunch op. Daarna nemen we een kijkje bij het gedenkteken voor slachtoffers uit de Eerste Wereldoorlog aan de overkant van de weg. Het front liep hier dwars door het hooggebergte. Als het na drie kwartier droog wordt vervolgen we onze weg, nu door een breed groen dal. Dan zien we enkele honderden meters hoger de pas liggen. Vanaf de afslag naar de Umbrailpas tot de top vallen er af en toe een paar druppels, echte regen blijft gelukkig uit. Een laatste serie haarspeldbochten brengt ons in de wolken en op de top. Na vijf jaar sta ik weer bovenop de Passo della Stelvio. Evenals toen is het ook nu het dak van de vakantie: de 2757 meter laat zich in de Alpen niet eenvoudig overtreffen. Nog steeds is het een kermis van winkeltjes met veel te vriendelijke verkopers.

Stelvio


Volop genietend laten we ons door de vele haarspeldbochten naar beneden rollen. In de eerste zes kilometer zitten er ongeveer 20! De vergletsjerde toppen van het Ortlermassief zitten helaas in de wolken. Bij het kruispunt van Spondigna slaan we rechtsaf, de drukke S38 op. Gelukkig gaat het meestal vals-plat naar beneden. Bij het boodschappen doen in Silandro worden we ingehaald door een regenbui. We wachten tot het wat minden hard lijkt te gaan. Dan leggen we in sneltreinvaart de laatste kilometers naar de camping af. We hebben geluk: eigenlijk is er geen plaats meer, maar op een klein plekje wat eigenlijk geen kampeerplaats is mogen we toch de tent opzetten.



Dag 7: Coldrano (48 km)

Vandaag staat in het teken van het Val Martello. Dit dal loopt naar de diep in het Ortlergebergte gelegen Enzian Hütte. Onder een stralend zonnetje leggen we de eerste kilometers af. Het is behoorlijk steil en we hebben de zware beklimmingen van de voorbije dagen nog in de benen zitten. Tussen alle groente en fruit door zwoegen we omhoog. We zien frambozen, aardbeien, bessen, veel appels, kolen en prei. Vruchtbare dalgrond blijkbaar! Na wat haarspeldbochten en een klein afdalinkje klimt het wat minder steil omhoog. Voorbij het kapelletje Santa Maria in der Schmelz besluit Jantine om te keren en klim ik alleen verder.


Stuwmeer met Cevedale


Na een dipje in de klim waar vele aarbeienplukkers hun werk doen volgt een tweede steile gedeelte: met 10 korte haarspeldbochten kronkelt de weg omhoog naar een stuwdam. Bij de dam heb je een geweldig uitzicht over het meer en de met sneeuw bedekte top van de Cevedale in de verte. Na een vlak stuk en nog een dipje begint de finale klim: een kilometer van dik boven de 10% en 8 zeer korte haarspeldbochten recht boven elkaar. Heerlijk! Ergens tussen de Enzianhut en een vervallen hotel parkeer ik de fiets bij een meertje en ga lopend verder. Doel is de bijna 200 meter hoger gelegen Zufallhütte, die midden tussen de Ortlertoppen ligt.


Eerst is het behoorlijk drassig. Hoger gaat het tussen de koeien door een bergweide, waarna het steil omhoog naar de hut gaat. Het Madritschjoch en de Hintere Schöntaufspitze, de oorspronkelijke doelen voor vandaag, steken mooi af tegen de blauwe lucht. Hetzelfde geldt voor de nog flink wat hogere Zufallspitze of Cevedale, die iets zuidelijker ligt. De terugblik op het stuwmeer in de diepte is fantastisch. Als ik alles goed bekeken heb loop ik terug naar de fiets. Na nog wat koekjes stort ik me in de afdaling terug naar Coldrano.



Dag 8: Coldrano (0 km)

De weersverwachting voor vandaag is al twee dagen erg slecht. We lassen een extra rustdag in. Urenlang valt het regenwater gestaag op de tent. De avonturen van Max Havelaar zorgen voor wat afleiding. Als het even wat harder gaat loopt het water onder de tent. Gelukkig wordt het tegen 3 uur ’s middags droog. Bij de supermarkt 100 meter verderop halen we avondeten en als tussendoortje brood met brie en een klein flesje wijn. Volgens het weerbericht valt tot onder de 3000 meter de neerslag als sneeuw. We zien dat de bergen rondom het dal inderdaad bedekt zijn met een vers laagje van het witte goedje. Aan het eind van de middag steekt een koude wind op. De temperatuur blijft steken bij 17°C.




Kuuroord Merano

Dag 9: Coldrano - Casateia (88 km)

We vervolgen onze weg door het Val Venosta richting Merano. De Italianen hebben een mooie fietsroute door het dal uitgestippeld, zodat we niet over de drukke doorgaande weg hoeven te fietsen. Smalle weggetjes leiden ons tussen de appelboomgaarden door. Vanaf Naturno pakken we het fietspad dat pal langs de rivier de Adige loopt. De laatste kilometers naar het drukke Merano gaan naar beneden. Na de boodschappen en een ommetje langs het prachtige kuuroord van de stad, slaan we het Val Passiria in. Hoewel, hier in het hart van Zuid-Tirol is de Duitse naam Passeiertal natuurlijk meer op zijn plaats... Weer mijden we de grote weg en kiezen we voor de fietsroute. Dit keer gaat het over een ongeasfalteerd pad langs de snelstromende rivier. Even voor San Martino pikken we de weg weer op. We fietsen steeds verder het dal in en het gaat dan ook steeds vaker omhoog.

Jaufenpass


In San Leonardo is het afgelopen met het vals-plat. Nadat we geluncht hebben slaan we de weg naar de Passo di Monte Giovo / Jaufenpaß in. Extreem steil wordt het nergens op deze klim: het is meer het hoogteverschil (1400 meter) en de lengte (20 km) die deze klim zwaar maken. De eerste zes kilometer klimmen we met een aantal haarspeldbochten hoog boven San Leonardo uit. Hierna voert een iets minder steil gedeelte met weinig bochten ons verder het dal in. Het landschap is hier wat opener. We passeren een klein dorpje, waarna het lastigste gedeelte van de klim volgt. Vele haarspelden brengen ons door een naaldbos omhoog. Het is inmiddels behoorlijk afgekoeld en af en toe vallen er wat druppels naar beneden. Boven de boomgrens krijgen we een wat serieuzere bui te verwerken. Het uitzicht terug het dal in is prachtig: in de diepte kunnen we zelf San Leonardo zien liggen waar we bijna drie uur geleden aan de klim begonnen. Vlak voor de pas fietsen we de wolken in.


De thermometer geeft 8°C aan en zonder dikke winterjas is dat in een afdaling best koud. Al klappertandend laten we ons naar beneden rollen. Na 15 kilometer dalen ligt links van de weg de camping van Casateia. Omdat we geen rekening hoeven, wordt ons de toerisenbelasting geschonken. De zo verdiende euro raken we helaas al snel weer kwijt in het kleine en erg dure Sparretje van het dorp. Na het eten duiken we al snel de tent in: buiten is het door de koude wind niet echt comfortabel.



Dag 10: Casateia - Bolzano (74 km)

Als we opstaan schijnt voor het eerst deze vakantie de zon op de tent. Helaas is de vreugde van korte duur. Als we even later wegfietsen is het alweer bewolkt. Voor vandaag staat de Passo di Pennes / Penserjoch op het programma. Vlak voor de snelweg naar de Brennerpas slaan we rechtsaf richting de pas. Na twee eenvoudige kilometers volgt meteen het steilste gedeelte van de klim: een kilometer van tegen de 12%. Ook hierna blijft het nog flink steil. Het is stukken zwaarder dan gister op de Jaufenpaß. De weg loopt parallel aan het Val d’Isacro. De autosnelweg beneden in het dal verdwijnt steeds verder in de diepte. Op een gegeven moment slaan we rechtsaf, een zijdal in waarna het iets minder steil wordt.


Een paar bochten hoger zien we opeens ver boven ons de pas liggen. Langzaam komen we weer boven de boomgrens. Even zien we wer weg in het zuidoosten voor het eerst de ruige toppen van de Dolomieten liggen. De besneeuwde Zillertaler Alpen op de Oostenrijkse grens zitten helaas voor het grootste deel in de wolken. Met een grote bocht loopt de weg naar de pas. Nadat we een laatste steil gedeelte overwonnen hebben zijn we boven. Op de pas is het een drukte van belang. Al snel houden we het voor gezien en beginnen we aan de afdaling. Bolzano ligt 2000 meter onder het niveau van de pas, de rest van de dag is dus freewheelen.

Bolzano


Een kleine 10 kilometer gaat het steil naar beneden, daarna wordt het vlakker. We fietsen door de groene weiden van het Val di Pennes langs Talvera. Voorbij Sarentino heeft dit riviertje een enorme kloof in het gesteente uitgesleten. Met veel moeite is een weg in de kloof aangelegd. Over een afstand van 10 kilometer zijn maar liefst 23 tunnels in het gesteente geboord. De lengte ervan varieert van 600 meter tot maar enkele tientallen meters. Gelukkig gaat het steeds naar beneden, zodat we er steeds snel weer uit zijn, want fietsen in tunnels is verre van leuk. In Bolzano kunnen we eerst de camping niet vinden. Navraag bij een jeugdherberg leert dat de camping helemaal aan het andere eind van de stad zit. Dwars door het drukke verkeer bereiken we tenslotte de camping. Daar blijkt bijna geen plaats meer te zijn. Het enige plekje wat nog over is ligt op het grind. Met veel moeite weten we de onhandige haringen de harde grond in te krijgen.



Bolzano

Dag 11: Bolzano (44 km)

Voor het eerst gebruiken we deze nacht de oordopjes. De gezellig kletsende buren en een ronkend snurkende Italiaan worden zo onschadelijk gemaakt. Na het ontbijt fietsen we naar de stad. Op de brug over de Isarco hebben we een prachtig uitzicht op de grillige rotsvingers van de Catinacciogroep. Aan het plein voor de mooie kathedraal drinken we heerlijke koffie met apfelstrudel. De 62 meter hoge gotische toren is versierd met talloze tierelantijnen. Ook opvallend is het groen-gele tegeldak van de kerk.


Na de middag besluiten we om een rondje in de omgeving te maken. Over het fietspad langs de Adige fietsen we naar het zuiden. Na een dikke 10 kilometer steken we de rivier over. Om op het terras van Uberetsch te komen moeten we eerst een leuk pasje overwinnen, het Kreither Sattel. Het is maar iets meer dan een kilometer klimmen, maar wel grotendeels ver boven de 10%. Vanaf de top, tussen de wijngaarden, daalt het steil af naar het Lago di Caldaro. We zitten op het terras van Überetsch, een soort plateau dat tussen het echte dal van de Adige en de bergen in het westen ligt ingeklemd. In deze streek vind veel wijnbouw plaats. Over kleine wegen gaat het nu golvend omhoog naar het stadje Caldaro, voluit Caldaro sulla Strada del Vino. Daarna gaat het overwegend dalend terug naar de camping in Bolzano.




Adigedal

Dag 12: Bolzano (87 km)

Na de ‘rustdag’ van gister laten we de tassen vandaag nog een dag op de camping staan. We maken een rondrit over twee passen in de buurt. De eerste kliometers zijn nog vlak. Bij Adriano steken we de Adige over, waarna het begint te golven. Hier verschijnen verschillende soorten gesteente aan het oppervlak: het rode porfier steekt mooi af tegen het bleke graniet. In Nals begint de klim naar de Passo delle Palade / Gampenjoch. Het is even zoeken naar het juiste weggetje. Dan zien we een bordje met 14%, dat kan niet missen! Een erg smal weggetje voert steil door de wijngaarden heen omhoog. Over een kilometer klok ik met de hoogtemeter een hoogteverschil van 130 meter. Tweeeneenhalve kilometer verder, in Prissiano, zit het steile gedeelte erop. Tussen de bergkammen in zien we de vallei van de Adige ver onder ons liggen. Een schitterend uitzicht.


We passeren Tesimo en even later draaien we links af, de hoofdweg naar de Palade op. Vanaf hier is nog 12 kilometer klimmen naar de pas. Geen steile stukken meer, het gaat braaf constant met 6 tot 8% omhoog. Bolzano verdwijnt steeds verder in de diepte. Op een gegeven moment buigt de weg naar rechts en verdwijnen de uitzichten. Bij het hotel op de top maken we een korte stop waarna we de redelijk tamme afdaling aanvangen. In het dorp Fondo slaan we links af, dalen nog wat, waarna de weg weer begin te stijgen naar de Passo della Mendola / Mendelpaß. Vlak na een dorpje lunchen we aan een picknicktafel. We hebben een wijds uitzicht op de Brentagroep en het dal dat naar de Tonalepas voert. Als de melkbroodjes op zijn komen we al snel bij de grote weg over de Mendolapas, die van deze kant weinig voorstelt.

Monte Pènegal


Op de kaart hebben we een mooi weggetje ontdekt dat vanaf de Medolapas naar het uitzichtspunt op de Monte Pènegal voert. Door een naaldbos slingert de smalle weg steil tegen de berg op die bijna 400 meter boven de pas uittorent. Vele haarspeldbochten later ariveren we bij de zendmasten op de berg. Een niet al te stevig uitziende houten trap beklimmen we de uitkijktoren. Het dal van de Adige ligt aan onze voeten, in de verte rijzen de massieven van de Dolomieten op. We kijken neer op het Lago di Caldaro en herkennen het pasje van gistermiddag. Naar de andere kant kunnen we een laatste blik op de bergen van de Ortler werpen. In het noorden tenslotte, op de grens met Oostenrijk, liggen de Stubaier en Ötztaler Alpen. Na een kopje chocolademelk gedronken te hebben, dalen we terug af naar de Mendolapas. Vanaf hier gaat het vlak langs de rotswand steil naar beneden, de vallei van de Adige in. Af en toe is de weg in de rotsen uitgehakt. Het uitzicht is fenomenaal.


Beneden maken we nog een foto van het slot Sigmundskron, wat hoog op een rots boven de Adige ligt. Het is een van de vele oude kastelen in deze streek. In Bolzano doen we nog wat boodschappen, waarna we naar de camping fietsen.



Dag 13: Bolzano - Canazei (57 km)

We verlaten de camping en storten ons in Bolzano. Na 7 kilometer laten we de stad achter ons. We willen het Eggental in naar de Costalungapas, maar om daar te komen moeten we door een tunnel van 2 kilometer lang. Helaas rest ons niets anders dan het donkere en stinkende gat met zijn voorbijrazende auto’s. In de tunnel klimt het behoorlijk, zodat we ook nog eens langzaam vorderen. Een klein kwartiertje later is de ellende voorbij en fietsen we het licht weer in. Na de tunnel volgt de bijzonder mooie kloof van de Ega. Helaas wordt het plezeier volledig vergald door het drukke verkeer. Op de smalle weg met af en toe overhangende rotsen veroorzaken we regelmatig files. Na enkele kilometer wordt de kloof wat wijder.

Karer See


In Ponte Nova trakteren we onszelf op een lekker fris toetje. Vanaf hier wordt het wat minder druk. Na nog een behoorlijke tunnel lunchen we in Nova Levante. Het steilste deel van de klim volgt nu. Enkele kilometers verder ligt de met legenden omgeven Karer See. Het oppervlak van dit meertje vertoont allerlei fraaie kleuren. Op de achtergrond verrijzen hoog de pilaren van het Latemar-massief. Na het meer volgt een steil stukje, waarna het niet ver meer is naar de pas. Vanaf de pashoogte is het eerst een paar kilometer nagenoeg vlak. Dan wordt het steiler en al snel staan we beneden in het Val di Fassa. We slaan linksaf, in de richting van Canazei, het eindpunt van de dag. Voor ons torent het massief van de Sellagroep indrukwekkend hoog op. Dat wordt het speelterrein voor de komende dagen.



Dag 14: Canazei (64 km)

Ondanks het slechte weerbericht schijnt bij het opstaan volop de zon. Snel werken we ons ontbijt naar binnen, vullen de bidons met water en vertrekken we voor het rondje om de Sellagroep. Mocht het gaan regenen, dan kunnen we maar beter al zoveel mogelijk gefietst hebben! De Sellaronde voert over een viertal Dolomietenpassen om het machtige Sellamassief heen. We doen het rondje rechtsom, zodat als eerste de Sellapas wacht. Het eerste gedeelte van de klim valt samen met de klim naar de Pordoi. Dit gedeelte is het erg druk met auto’s, zodat we helaas weer veel uitlaatdampen te verwerken krijgen. Met 6 à 7% is het gelukkig niet al te steil. Na vijf kilometer slaan we linksaf richting de Sellapas. Langs de loodrecht oprijzende wanden van het massief kruipen we naar de pas. Hoog boven ons hangen bergbeklimmers als mieren tegen de rotsen geplakt. Het uitzicht op de drie toppen van het Sasso Lungo massief is imponerend.

Passo Gardena


Na een korte pauze op de top dalen we een kilometer of 6 af, waarna we rechtsaf slaan naar de Passo di Gardena. Vanaf deze kant stelt de Gardena niet veel voor: 2 kilometer klimmen, 2 kilometer vlak en dan nog eens 2 kilometer iets minder steil klimmen en dat is het dan. Het landschap ziet er heel wat ruiger uit. Overal om ons heen bevinden zich grillige rotsmassieven. Even na de top zien we een picknickbankje wat er erg geschikt uitziet voor de lunch. Inmiddels begint het steeds meer bewolkt te raken, maar af en toe schijnt ook nog de zon. We genieten van het uitzicht en van het stokbrood met bressot. Flink wat haarspeldbochten later arriveren we in Corvara, waar de klim naar de Campolongopas begint. Ook deze is niet heel moeilijk zodat we lekker kunnen doorfietsen. Achter ons verrijst de imposante Sassongher. Tijdens het tweede, wat minder steile deel van de klim, liggen de rotswanden wat meer uit het zicht. Aan de weg gezien heeft het hier even geleden behoorlijk geregend. Nu is het gelukkig weer droog. Boven gekomen drinken we een cola waarna we aan de afdaling beginnen. Het laatste gedeelte naar Arraba is erg steil.

Passo Pordoi


De vierde klim van de dag is de beroemde Passo Pordoi. De 33 genummerde bochten zijn een begrip in wielerkringen. Onderin de klim maken we een praatje met een man uit Beieren, die een tijdje met ons opfietst. Het Zuid-Duitse dialect is nauwelijks te verstaan. Inmiddels lijkt de beloofde regen dan toch te komen. Een paar bochten hoger zetten we de fietsen aan de kant om de regenjacks aan te trekken. Even lijkt het weer wat droger te worden, maar zo’n 5 kilometer voor de top begint het toch echt door te regenen. Ook door de mist heen zien de series haarspeldbochten achter ons er spectaculair uit. Gelukkig wordt het vlak voor de top weer droog, zodat we niet in de koude regen hoeven af te dalen.



Dag 15: Canazei (25 km)

Al om 7 uur piept de wekker ons wakker. Vandaag willen we de Piz Boè beklimmen, het hoogste punt van het Sellamassief. Op de fiets beklimmen we weer de Pordoi (2242 m), nu van de westelijke kant. Omdat we een uur vroeger zijn dan gisteren valt het met het verkeer erg mee. Boven de boomgrens is het uitzicht naar het zuiden erg mooi: tussen de Sasso Lungo en de Sellatorens ligt het witte hotel van de Sellapas. In de haarspeldbochten vlak voor de top spotten we een bergmarmot. We parkeren de fietsen onder een afdak en langs een monument voor Fausto Coppi lopen we de bergweide in, op naar het hart van het Sellamassief.

Passo Gardena


De regen van de afgelopen dagen heeft het pad erg modderig gemaakt. Af en toe schrapen we grote klompen van het plakkerige spul van onze schoenen. We zijn blij als het pad op een geven moment overgaat in steengruis. Om ons heen piepen zenuwachtige bergmarmotten. Plotseling zien we de oorzaak van de onrust wegschieten: een vos die blijkbaar wel zin had in een marmotje. Over een steile puinhelling zig-zaggen we langzaam omhoog, de wolken tegemoet. De slingerende weg naar de Pordoi verdwijnt steeds verder in de diepte. Zo’n honderd meter onder de berghut op de Forcella Pordoi verschijnt de eerste sneeuw op het pad. Als we bij de hut (2848 m) wat koekjes eten en een kleine pauze nemen, trekt de bewolking langzaam op. Voordat we verder lopen naar de Piz Boè beklimmen we nog even de Piz Pordoi, die hier voor het grijpen ligt. Een kwartiertje later staan we op de top, waar het eindpunt is van de kabelbaan die uit Canazei komt. We hebben een prachtig uitzicht op de steile kliffen en het Val di Fasso, Canazei ligt 1500 meter lager in het dal.

Piz Boè


Vanaf de hut op de Forcella Pordoi volgen we een vrij vlak en af en toe zelf licht dalend pad in de richting van de Piz Boè. Links van ons liggen de indrukwekkende loodrechte wanden van het Val Lasties. Bij een splitsing slaan we rechts af, in de richting van de berg. Door het papperige laagje sneeuw overbruggen we een soort plateau. Steenmannetjes wijzen ons de weg. Op de wat steilere stukken zijn staalkabels aangebracht, wat niet echt nodig lijkt. De laatste meters van de klim stel ik mijn hoogterecord van de Taillon in de Pyreneeën net iets scherper. In de wolken arriveren we rond 13:00 op de top van de Piz Boè (3152 m).

Val Lasties


Tussen de sneeuwhopen eten we bij de hut op de top het meegebrachte brood op. Door de mist is het uitzicht lang niet zo spectaculair als beloofd. Gelukkig kunnen we tussen de wolken door nog aardig wat van de omgeving herkennen: de Piz Pordoi en de berghut op de Forcella liggen ver onder ons. Het prachtige Val Lasties kunnen we een heel eind volgen. Naar de andere kant ligt zowaar de weg van de Campolongopas. In de richting van de gletsjers van de Marmolada is de bewolking helaas hardnekkiger. Via dezelfde weg dalen we weer af naar de Forcella Pordoi. De afdaling van de puinhelling levert me een extra scheur in de broek op. Op de Pordoipas verruilen we de benenwagen weer voor de fietsen, waarna we ons lekker naar beneden laten rollen.



Dag 16: Canazei - Misurina (83 km)

Bij het opstaan is het behoorlijk koud. Na het ontbijt breken we de tent af en laden we de fietsen op. Bij de rotonde slaan we dit keer rechtsaf, in de richting van de Fedaiapas. Vanaf deze kant is de Fedaia een heerlijke pas voor het begin van de dag. Door het groene dal van de Avisio met aan beide zijden steil oprijzende bergwanden stijgt de weg beheerst. Bij de haarspeldbochten aangekomen begint de klim het dal uit. Bovenin de pas liggen een aantal korte tunneltjes. Als we uit het duister van de laatste wat langere tunnel weer het licht in fietsen zijn we zo goed als boven. Achter het grote gletsjermeer verrijst de met ijs bedekte hoogste berg van de Dolomieten, de Marmolada.

Fedaia


Langs het meer op de pas is het een paar kilometer vlak. Dan duikt de weg de diepte in. Een waarschuwingsbord meldt 15%! Na het bochtige eerste gedeelte volgen enkele mooi rechte stukken die even steil zijn. Als je ergens richting de 100 zou kunnen gaan is het hier wel! Over het minder steile tweede gedeelte van de afdaling laten we ons rustig richting Caprille rollen. Bij de brug over de rivier hebben we een mooi uitzicht op de loodrechte wand van de Monte Civetta. We slaan wat boodschappen in en gaan op weg naar Selva di Cadore. Tenminste, dat denken we. Helaas blijkt dat de weg verspert is doordat er wat rotsen naar beneden zijn gekomen. We worden dus gedwongen ons routeplan te wijzigen. In plaats van de Passo Giau wordt het nu de Falzarego.

Falzarego


Als we door een aantal bochten boven Caprille uitklimmen vallen af en toe wat druppels. Eenmaal het dal uit verdwijnen de bochten en wordt het minder steil. Kilometers lang is zo’n 4 à 5%. Na alle drukke wegen is deze klim een verademing. Terwijl we een hele serie haarspeldbochten bedwingen komen donkere wolken dichterbij. Links van de weg ligt een mooie kasteelruïne met op de achtergrond een bergkam die lijkt op het gebit van een reuzendinosaurus. Langzaam komen we weer in het hooggebergtelandschap. Het is inmiddels harder beginnen te regenen. Gelukkig schijnt tegelijkertijd de zon. De laatste bochten zijn op een creatieve manier tegen en door de rotswand aangebracht. Als we op de top komen is de bui voorbij. Ook op deze pas is tijdens de Eerste Wereldoorlog hard gevochten. Er is hier zelf een museumpje aan gewijd.


Na een lekkere afdaling rollen we Cortina d’Ampezzo binnen. Dit is het drukste en meest toeristische stadje van de Dolomieten. In het centrum worden we overvallen door een enorme bui. We schuilen onder de gevel van een winkel. Na een tweede spoelbui besluiten we toch nog de volgende pas te pakken, de Passo Tre Croci. Vooral in het begin bevat deze enkele zeer steile stroken. Na wat open stukken verdwijnt de weg het bos in. Op een iets gemakkelijker stuk kunnen we even op adem komen. Dan gaat het een kleine kilometer weer steil omhoog, waarna het nog een kilometer of drie naar de top is. Boven op de pas staan bij een kapelletje drie kuizen ter nagedachtenis van een moeder en haar twee kinderen bevroren werd gevonden. In de afdaling fietsen we door wolkenflarden heen en begint het weer te regenen. We hebben het gevoel in een afgelegen niemandsland te zijn.


Langs het meer van Misurina leggen we de laatste kilometers af. Op de zeer eenvoudige camping vol Polen, Litouwers en andere oostblokkers zetten we koud van de regen na een lange dag de tent op. In de douche proberen we ons wat op te warmen, wat niet zo goed lukt omdat het op het douchegordijn na een openlucht-douche is. Tegen negenen zitten we eindelijk aan het diner, wat we opleuken met fles wijn die we van een camperbewoner hebben gekregen.





Meer van Misurina

Dag 17: Misurina (0 km)

In de nacht regent het uren achter elkaar. Vanwege het slechte weer en de zware dag van gister besluiten we de rustdag met een dag te vervroegen. Na het late ontbijt fietsen we langs het meer naar de supermarkt in Misurina. Bij het barretje voor de winkel drinken we een lekkere bak koffie en worden we eindelijk weer eens warm. Een van de aangrenzende souvenirswinkeltje verkoopt een grote hoeveelheid Musselini en nazi prullen. Terug op de camping doen we het rustig aan. Om een uur of drie worden we door de regen de tent ingejaagd.


Uren achter elkaar regent het. Onder het niet geheel waterdichte grondzeil staan grote plassen. We wachten tot het droog wordt om naar een pizzeria bij het meer te gaan. Als het tegen een uur of acht nog steeds regent hakken we de knoop door, trekken regenkleding aan en trotseren de koude regen. Als we twee uur later het restaurant verlaten is het eidelijk droog. Voor morgen wordt prachtig weer verwacht. We kijken uit naar de wandeling hoog in de bergen.



Dag 18: Misurina (16 km)

Als we opstaan is de tent bedenkt met een dun laagje ijs! In de heldere nacht is het hard afgekoeld. De camping ligt ook nog eens op 1750 meter hoogte. Boven het meer hangt een dunne laag mist, een prachtig gezicht. Aan de overkant verrijzen besneeuwde bergen. Vandaag wacht de brute klim naar de Rifugio Auronzo, vanwaar we om de beroemde Tre Cime di Lavaredo willen lopen.

Rifugio Auronzo


Vanaf de camping gaat het meteen steil omhoog. Een bordje waarschuwt voor 16%. Een sneeuwschuiver komt ons tegenmoet, de berg af. Dat kan nog leuk worden straks! Na een klein colletje bij een restaurant volgt een lichte afdaling. Dan begint de echte klim: vier kilometer aan gemiddeld 12%. Al snel verschijnt de eerste sneeuw langs de kant van de weg. Hoewel het behoorlijk fris is, krijgen we het toch warm door de inspanning en de stralende zon. Zo fietsen we met korte mouwen tussen de besneeuwde hellingen. De berghut is schitterend gelegen aan de voet van de drie kollosale rotsblokken, de Tre Cime di Lavaredo (Drei Zinnen). Ver beneden ons zien we het meer van Misurina liggen. Naar het zuidoosten kijken we recht in het dal van Aurozo di Cadore en overal om ons heen zijn besneeuwde bergen.

Rond de Tre Cime

Tre Cime di Lavaredo


We parkeren de fietsen en beginnen in optocht aan de wandeling rond de Tre Cime. Deze drie torens zijn wellicht de beroemdste bergen van de Dolomieten. Het eerste gedeelte lijkt het wel de avondvierdaagse. In oostelijke richting lopen we naar de Rifigio Lavaredo. Onderweg passeren we een kapelletje dat eenzaam in de bergen ligt. Bij het beklimmen van de Forcella Lavaredo krijgen we voor het eerst de loodrechte noordwanden van de Drei Zinnen-torens in zicht. Na de pas ligt op sommige plaatsen bijna 20 centimeter sneeuw. Overwegend dalend gaat het nu naar de Rifugio Locatelli, genoemde naar de Italiaanse berggids Locatelli, die er pas in 1933 als eerste in slaagde de imposante noordwand van de middelste puist, de Grande Cime te beklimmen. Vanaf deze hut lopen we door een rotsig dal achter de Drei Zinnen langs. Dan zijn plotseling de batterijen van het fototoestel leeg. Geen nood, want we hebben reservebatterijen bij ons. Helaas, helaas blijken deze niet krachtig genoeg om onze simpele camera aan te drijven. Dus geen foto’s van het tweede deel van de wandeling. Een forse klim voert ons omhoog naar de Forcella de Medo. Onderweg komen we langs een meertje dat bedekt is met een dun laagje ijs. Vanaf de pas is het niet ver meer lopen naar het beginpunt, de Rifugio Aurono. De wandeling rond de Tre Croci heeft ons een dikke 3 uur gekost.


We pakken de fietsen en suizen met door de kou verkrampte handen naar beneden. Erg handig met remmen, maar niet heus. We doen nog wat boodschappen in Misurina, waarna we om de kou te ontvluchten meteen de tent induiken.



Dag 19: Misurina - Pescul (61 km)

Als het om elf uur droog geworden is fietsen we het campingterrein af. Het begint vandaag met een lekkere afdaling. Bij Carbonin slaan we links af. Hierna stijgt de weg rustig naar de Passo Cimabanche. Tegen lunchtijd arriveren we weer in de chaos van Cortina d’Ampezzo.

Rond de Tre Cime


We slaan de weg naar de Passo Giau in. De eerste kilometers klimmen we recht boven Cortina uit, wat een prachtig panorama oplevert. We schuilen even voor een klein buitje. Bij Pocol zou een mooie uitkijktoren staan en een gedenkteken voor gesneuvelden in de Eerste Wereldoorlog. We verlaten even de grote weg, maar vinden niets bijzonders. De doorgaande weg klimt verder naar de Falzaregopas, wij slaan linksaf naar de Passo Giau. Het eerste gedeelte na de afslag is redelijk vlak met af en toe een stukje dalen. Hier begint het serieuzer te regenen. Met de regenjacks aan vervolgen we onze weg. De klim naar de Giau is behoorlijk onregelmatig. Af en toe zitten er zeer steile stukken in. Langzaam wordt het droog en breekt de bewolking. Om ons heen verschijnen indrukwekkende rotswanden met hier en daar plukjes sneeuw. Als we de top naderen betrekt de lucht weer. De laatste meters leggen we al sprintend in de eerste regendruppels af. In het hotel op de top wachten met een warme chocolademelk met heel veel slagroom de bui af.


Beneden in Selva di Cadore is het een stuk warmer. We doen boodschappen en vinden gelukkig een bank waar we geld pinnen. Met de voorraden aangevuld gaan we op weg naar de camping. Vanuit Selva gaat het meteen weer behoorlijk steil omhoog. We zijn begonnen aan de klim naar de Forcella Staulanza. Het steile gedeelte gaat na een kilometer over in een lang stuk vals-plat. Bij Pescul wordt het weer steiler, maar dan zijn we al snel bij de camping.



Monte Pelmo

Dag 20: Pescul - Imer (78 km)

In de nacht daalt de temperatuur weer flink. Als we ’s ochtend opstaan, blijkt het weerbericht voor vandaag te kloppen: geen wolkje aan de lucht! We ontbijten, breken de tent af en vervolgen de klim naar de Staulanza. We fietsen recht op de imposante tweelingtop van de Monte Pelmo af. Als de weg naar rechts afbuigt is het niet ver meer naar de pashoogte. Het is niet heel steil en de blauwe lucht is een verademing.


Door de Valle di Zoldo dalen we af naar Dont. In dit kleine dorpje begint de volgende col, de Passo Duran. De eerste halve kilometer het dorp uit is zeer steil: 12%. Daarna wordt het gellukkig wat minder steil. Inmiddels is het weer eens lekker warm geworden. Ongeveer halverwege telt de klim twee kleine plateautjes. Hier liggen ook twee dorpjes. In een ervan kopen we wat eten voor de lunch. Om de top van de Monte Moiazza spelen wat wolken. Na het oversteken van een riviertje buigt de weg scherp naar links, het bos in. De finale van de klim is begonnen. Het stijgingspercentage ligt gemiddeld net onder de 10, maar regelmatig zitten er steilere stukjes tussen. Vier kilometer verder staan we op de top.

Agordo


Beneden in Agordo eten we op een bankje in de stralende zon ons brood op. Heerlijk! Na een half uurtje roept onze fietsersplicht en gaan we op weg naar de volgende pas, de Forcella Aurine. Deze is een stuk minder steil dan de Duran, maar het hoogteverschil is niet veel kleiner. Afwisselend door bos en open veld fietsen we redelijk relaxed omhoog. Na het dorp Frassené volgt een vlak stuk van ongeveer een kilometer, waarna de weg weer langzaam begint te stijgen. Een viertal haarspeldbochten brengen ons tenslotte bij de pas. Het duurt even voordat de afdaling echt begint. Pas als er wat dorpjes verschijnen gaat het flink naar beneden. In een van de dorpjes oefenen trommelaars al voor de een processie later op de middag. De afdaling is maar kort. Met wat goede wil kan hij zelfs beschouwd worden als een dipje in klim naar de Passo Cereda, de volgende klim. Even wordt het dalen onderbroken door een vennijnig klimmetje. Als we Veneto verlaten en Trentino weer binnenkomen, begint de klim naar de Ceredo echt. Het eerste stuk door het bos is het steilst. Daarna verdwijnen de bochten en stijgt het wat beheerster naar de pas.


In de afdaling zitten flink steile stukken en de snelheid loopt dan ook hoog op. Beneden in Fiera di Primiero zien we dat vijf kilometer naar het zuiden een camping zit. Dat is de goede kant op, dus wagen we ons voor het laatste stukje op de drukke provinciale weg. In Imer hebben we de camping snel gevonden. Helaas zijn alle winkels vroeg dicht door Mariahemelvaart. Zo worden we gedwongen een pizza in een restaurant te eten, wat we helemaal niet erg vinden.





Passo di Gobbera

Dag 21: Imer - Levico Terme (98 km)

De volgende ochtend is het mooie weer helemaal verdwenen. Als ontbijt krijgen we de Passo di Gobbera, een vrij eenvoudig pasje van een dikke vier kilometer. Al snel begint het te regenen waarna het niet meer ophoudt. We trekken al onze regenkleding aan en fietsen door de regen verder omhoog. Met een achttal haarspeldbochten klimt de pasweg het dal uit. Dit levert mooie panorama’s op. Na de bochten volt een stuk door het bos. Als we bij het kleine dorpje Gobbera op de top komen is het zo goed als droog. In de afdaling die volgt regent het hard. Beneden in Canal San Bovo schuilen we onder het zeil van een restaurant. Een stuk chocola zorgt voor nieuwe energie. Even verder steken we de grote brug over de rivier de Vanoi over.


Al snel begint de weg te stijgen naar de volgende pas, de Passo del Brocon. Na een paar kilometer klimmen wordt het droog. Optimistisch trekken we de regenjacks uit. Het grootste deel van de klim voert door het bos, slechts af en toe verschijnen open plekken. Met een groot aantal haarspeldbochten klimmen we het dal uit. Verderop worden we gedwongen de regenjassen weer aan te trekken. Het is niet steil. Grote stukken zijn tussen de 5 en 6%, af en toe komt er een procentje bij. Steeds als we even wat uitzicht hebben zien in de dalen om ons heen wolkenflarden hangen. Op de pas drinken we koffie in het hotel. Als we het binnen zat zijn, gaan we naar buiten waar we onder het afdak wachten tot het droog wordt. Om 4 uur besluiten we het erop te wagen en fietsen we verder. Na vier kilometer vlak begint de afdaling. Na een dipje bij Castello Tesino storten we ons in het Val Sugana. Het laatste gedeelte voert door een smalle kloof waarbij de weg af en toe in de rotsen uitgehakt is.

Fietspad langs de Brenta


Beneden trekken we wat overbodige kledingstukken. We slaan rechtsaf en fietsen stroomopwaarts door het dal. In Ospedaletto vragen we een man of er campings in de buurt zijn en hoe met de fiets door het dal kunnen komen. Verderop staat immers alleen een autosnelweg op de kaart. Hij wijst ons op een fietspad langs de Brenta, de rivier die door het dal stroomt. Afwisselend over fietspaden en smalle achterafweggetjes fietsen we richting Levico Terme. Als we het dorp binnenrijden begint het te regenen. Het is inmiddels al donker geworden. In de hoosbui zetten we op een modderig veldje de tent op. Het douchen slaan we een keer over, we hebben genoeg water gezien vandaag. Terwijl we in de tent de pasta aan de kook brengen wordt het buiten droog.





Passo di Vezzena

Dag 22: Levico Terme - Bertigo (48 km)

In de vroege ochtend valt er nog een buitje, maar bij het opstaan ziet het er niet verkeerd uit. Natte kledingstukken drogen we zoveel mogelijk op de waslijn van de buren. Na het ontbijt gaan we op zoek naar de voet van de Passo di Vezzena. In Caldonazzo nemen we eerst de verkeerde afslag, maar een kleine cross-country brengt ons weer op de juiste weg. De Vezzena is een schitterende pas. De weg is af en toe zeer smal, het uitzicht is geweldig en hij is lekker steil. Meteen vanaf het begin gaat het fors omhoog. Na ongeveer een kilometer slaan we rechtsaf. Niet lang hierna verlaten we het bos en krijgen we het prachtige uitzicht op het Lago di Caldonazzo voorgeschoteld.


De weg is soms niet meer dan een auto breed. Vooral in de tunneltjes leidt dit tot problemen. Er zijn behoorlijk wat fietsers bezig deze pas te bedwingen, waaronder een enthousiaste jongen en zijn duidelijk wat oudere vader. Met een serie steile haarspeldbochten beklimmen we de bergwand. Later neemt het aantal bochten af en komen we weer in het bos. Via een klein dipje komt de weg uit een grotere weg. We slaan linksaf in de richting van de pas. Na nog een paar flinke bochten vlakt de weg steeds meer af en niet veel later zijn we boven.

Hoogvlakte van Asiago


Een rustige afdaling van bijna 20 kilometer langs de rivier de Assa brengt ons op de Altopiana dei Sette Comuni. Dit is een grote hoogvlakte op ongeveer 1000 meter. We klimmen een paar kilometer, dalen een paar kilometer en zo arriveren we in Asiago. Dit is het grootste dorp op de hoogvlakte en het heeft een groot gedenkteken voor de Eerste Wereldoorlog, wat al van ver zichtbaar is. We doen er boodschappen, waarna we op weg gaan naar de camping van Bertigo. Over de groene licht golvende vlakte leggen we de laatste kilometers af.


Aan de buitenkant van de receptie hangt een aantal poster met de schaatster Enrico Fabris erop. De campingeigenaar is vast een van de zeldzame Italiaanse schaatsfans, denken we. Binnen hangen nog meer souvenirs van Fabris. Trots als een pauw geeft de dikke campingbaas me een gesigneerde kaart van de schaatser. Dan wijst hij opzij en ik herken hem meteen: daar staat de olympisch kampioen 1500 meter himself, die in Asiago blijkt te wonen. De camping wordt gerund door een van zijn ooms en tantes. Hij schudt me de hand en hij vraag waar we vandaan komen en vind het leuk om te horen dat ik z’n races in Turijn heb gezien. Een leuke jongen zonder capsones. Als ik hem even later succes wens met het komende seizoen klinkt het: “Doesn’t matter. In four years...”. Voor Vancouver 2010 zijn de heren Nederlanders gewaarschuwd.



Dag 23: Bertigo - Oriago (108 km)

Na de broodjes salami als ontbijt vertrekken we voor de laatste fietsetappe. Al na een kilometer duiken we het bos in waarna we langzaam aan de afdaling van de hoogvlakte beginnen. Een laatste klimmetje doet ons nog een keer naar de kleine versnelling grijpen. Dan dalen af naar Conco, waar we het bankje bezoeken waarop ik vijf jaar geleden mijn eerste fietsvakantienacht geslapen heb.

Brenta in Bassano


De weg maakt een aantal bochten en de afdaling lijkt te aarzelen. Dan, bij Tortima vallen we definitief over de rand en gaan we op weg naar zeeniveau. 600 meter onder ons strekt de Po-vlakte zich tot de horizon uit. We ronden de steile haarspeldbochten die vijf jaar geleden pijn deden. Het was toen mijn allereerste echte klim buiten Nederland, dus even wennen. Nu, in omgekeerde richting, gaat het heel wat sneller en de vlakte komt snel dichterbij. Beneden, in Bassano del Grappa, steken we de flink breder geworden Brenta over. Aan de overkant liggen prachtige huizen pal aan het water. Na de onvermijdelijke boodschappen, zetten we koers naar het zuidoosten, naar Venetië.


Een dik uur later is het tijd voor de lunch. Op een bankje naast de oude stadsmuur van Castelfranco Veneto nemen we een ruime pauze. Met de wind bijna pal van achter fietsen we met 24 km/uur richting Mestre. Een half uur later vinden we onszelf terug in de chaos en de hitte van Mestre. We zijn weer op zeeniveau en meteen is het 30 plus! We volgen de weg naar Padova en zien na enige tijd een bordje van de camping langs de kant van de weg staan. Als we een mega-rotonde overleefd hebben, is het nog maar een klein stukje naar de camping.



Venetië: Basilica San Giorgio

Dag 24: Oriago (0 km)

Op de camping kopen we voor 12 euro een retourtje naar Venetië en een dagkaart voor de waterbussen in de stad, de vaporetti. In een volgepropte bus rijden we even later over de grote dam naar de lagunestad. Bij het busstation stappen we over op een vaporetto, die ons een eind de stad in brengt. Even later dwalen we door de smalle straatjes langs een wirwar van kanalen.


Uitzicht vanaf de campanile


Een vaporetto brengt ons naar het eiland met de basiliek van San Giorgio, z’n mooie koepel en hoge toren. Het uitzicht op het San Marcoplein aan de overkant van het water is schitterend. We nemen de boot en steken over naar het grote plein. Helaas zijn we niet de enigen en is het erg druk. Voor zes euro p.p. brengt een lift ons 60 meter omhoog de campanile in, een 99 meter hoge toren. Hier hebben we een geweldig uitzicht op het dogenpaleis, de San Marco basiliek met zijn mooie beschilderingen en de drukte op het plein beneden. Ook kunnen we de talloze eilanden in de lagune prachtig zien liggen. Het mag wat kosten, maar het is het uitzicht zeker waard.


Weer op de begane grond lopen we langs de Brug der Zuchten, die het dogenpaleis met de gevangenis verbindt. We nemen weer een vaporetto en varen het Canal Grande op. Bij de beroemde Rialtobrug stappen we uit en eten we een echt Venetiaans ijsje. Dwars door de stad lopen we terug naar het busstation, waar we de bus terug naar de camping pakken. Een paar uur later is de vakantie voorbij en zitten we weer in de bus richting Nederland.