| |
Al dalend rijden we het vorstendom binnen: een vlakke strook langs de Rijn, met een aantal bergen ten oosten hiervan. Natuurlijk krijg ik weer te maken met een zwakke variant van een hongerklop. Ik neem me voor dat dit de laatste keer is. Na enig heen en weer gevraag kan men ons eindelijk vertellen waar we een camping kunnen vinden. Hiervoor moeten we wel bijna het hele land in de lengterichting doorfietsen. In de loop van de avond pakken zich in het westen, aan de overkant van de Rijn, hele donkere wolken samen. Als we net terug zijn van een wandelingetje naar de Rijn, barst de bui los. De fietsen staan met de tassen onder een afdak, toch wordt alles behoorlijk nat. Krakende donderslagen rollen door de lucht. Hagel en zware windstoten stellen de tent behoorlijk op de proef. Gelukkig blijkt hij stormvast en waterdicht. Terwijl de zeer intense regen de aardbodem geselt wachten wij, in het gezelschap van een paar Russen, het einde van het noodweer af. Als het wat minder wordt duiken we toch maar de tent in en proberen we te gaan slapen.
|