>> Homepage    >> Mijn fietsreizen    >> Overzicht beklommen cols    >> Hoogteprofielen Midden-Nederland   


De Ronde van Andalusie

(Klik op de foto's voor een vergroting!)
Reageren? Stuur me een E-mail!

In de zomer van 2008 fietsen we een maand lang door Andalusie, de meest zuidelijke regio van Spanje. Het gebied is twee maal zo groot als Nederland. We beginnen onze tocht in de hoofdstad Sevilla. Na de Sierra Morena, Cordoba en de prachtige Sierra de Cazorla volgt de Sierra Nevada. Hier bereiken we het letterlijke hoogtepunt van de reis: de Pico Veleta met 3392 m. Na een bezoek aan Granada volgt een kleine week later een ander hoogtepunt in de vorm van de Britse enclave Gibraltar. Aan de overkant van de gelijknamige zeestraat gloort Marokkaanse Rifgebergte aan de horizon. Na een dagje uitblazen in Sevilla nemen we na 2500 km fietsen het vliegtuig terug naar huis.

kaartje route



Cols

In de tekst worden beklimmingen cursief weergegeven. De rode bergjes verwijzen naar het hellingprofiel en wat statistieken van de betreffende klim. Zie het col-overzicht voor informatie over al mijn beklommen cols.

Hoogtepunten / overzicht

Klikken op een van de hoogtepunten brengt je meteen naar het betreffende deel in het reisverslag hieronder.
Week 1: Sierra Morena / Córdoba
Week 2: El Almadén / Palomas (de Cazorla) / Sierra de Segura / Alto de Sagra / Calar Alto / Alto de Velefique
Week 3: Sierra Nevada / Trevélez / Sierra de Lújar / Pico Veletá / Granada / Monachil
Week 4: El Torcal de Antequera / El Chorro / Ronda / Palomas (de Ronda) / Pico los Reales / Gibraltar
Week 5: Tarifa / Costa de la Luz / Sevilla

Reisverslag

Dag 1: Naar Sevilla

Voor het eerst gaan we met het vliegtuig op fietsvakantie. Best wel spannend, gezien alle wilde verhalen op internet over fietsen die zonder pardon op bagagerekken worden gesmeten. Wij hebben onze fietsen ingepakt in een fietshoes van de Fietsvakantiewinkel. Ketting en derailleur hebben we uit voorzorg gedemonteerd. Karton en bubbeltjesplastic moeten voor extra bescherming van stuur en zadel zorgen. Op vliegveld Weeze gaat alles goed en een paar uur later blijkt in Sevilla dat de fietsen de reis goed overleefd hebben. Puntje voor Ryanair. Ze komen wel tussen alle koffers op de bagageband, maar dat terzijde.


Als we in de aankomsthal de fietsen weer in elkaar gezet hebben, gaan we op zoek naar de camping van Sevilla. Die zou zich vlakbij het vliegveld moeten bevinden, in het verlengde van de landingsbaan. Over een ongeasfalteerde ventweg langs de snelweg gaat het eerst stukje richting stad. Bij een grote rotonde slaan we af naar de camping om er vijf minuten later achter te komen dat hij opgeheven is. Teleurgesteld kopen we koekjes en een fles cola bij een benzinestation. Als er geen andere camping blijkt te zijn (25 km verderop, ja daag…), zit er weinig anders op dan de stad in te gaan en een hostal te scoren.


Terwijl het langzaam donker wordt, gaat het over drukke vierbaanswegen de stad in. Na kilometers verlaten industriegebied komen we langzaam in het centrum. Met verlichting aan laveren we tussen de drukke terrasjes door. Lange tijd zien we geen pensionnetjes, maar alleen viersterrenhotels. Dan kunnen we plotseling kiezen uit een aantal eenvoudiger etablissementen. Niet veel later zitten in onze kamer, waar van de betonnen muren minstens 20 cm dik zijn. Een ventilator aan het plafond zorgt voor de nodige verkoeling. Na een snel bezoek aan de pizzaboer aan de overkant van de straat en een heerlijke douche liggen we om half een op bed.



Dag 2: Sevilla - Cazalla de la Sierra | 103 km, 1050 hm
>
Hoogteprofiel

Om tien uur staan we klaar voor de eerste etappe, die ons naar de bergen van de Sierra Morena moet brengen. Sevilla is een prachtige stad, maar aangezien we er ook de laatste dag van de vakantie zullen verblijven, willen we de stad nu zo snel mogelijk verlaten. De eerste poging mislukt, want die leidt ons recht naar een snelweg waar geen fietsers toegelaten zijn. Een paar kilometer verderop gaat het beter en via een kaarsrechte weg trappen we erop los. Het is begonnen!

Delta Guadalquivir


Langs velden vol onrijpe sinaasappelbomen en gemaaide akkers fietsen we ruwweg parallel aan de Río Guadalquivir, de grootste rivier van Zuid-Spanje. De naam ervan is afgeleid van het Arabische Wadi-al-Kabir, wat ‘grote rivier’ betekent. Doordat de wegen volkomen vlak zijn, kunnen we goed opschieten. Ter hoogte van Cantillana verlaten we de vlakte van de rivier. De weg begint te stijgen en om ons heen verschijnen niet al te hoge heuvels. Na een uurtje vinden we een wat steilere klim op onze weg: de Alto de las Jarillas
dient zich aan. Halverwege dit klimmetje kunnen we lunch echt niet langer uitstellen. Bij gebrek aan dorpjes eten we ons brood maar in de berm op. Als we de top gepasseerd zijn, dalen we af naar El Pedrosa, waar we kennismaken met de heilzame werking van een blikje Aquarius naturel.


Met hernieuwde energie volgen we een tijdje een spoorlijn. Dan volgt de zwaarste klim van de dag, de Cuesta de los Castañales
. Fietsen in Zuid-Spanje middenin de zomer gaat gepaard met grote hitte. Zeker op de eerste dag is dat toch even wennen. Na de top kabbelt de weg rustig verder naar Cazalla de la Sierra. Hier willen we boodschappen doen, maar het blijkt een feestdag te zijn, waardoor alle winkels dicht zijn vanmiddag. Zelf het kleine supermarktje van Fatima, waar we door een vriendelijk lesauto-instructeur op gewezen worden. Dan maar naar de camping en erop gokken dat daar wat te eten is. Over een smal weggetje met slecht asfalt dalen we een kleine tien kilometer af. Net voordat een onweersbui losbarst, komen we op de camping aan. De bui duurt gelukkig niet lang. In het winkeltje kopen we pasta en tomatensaus, waarmee we onze energievoorraden weer bijvullen.



Dag 3: Cazalla de la Sierra - Fuente Obejuna | 79 km, 1270 hm
>
Hoogteprofiel

Stipt om 9 uur staan we bij het winkeltje om brood te kopen. Maar dit is Zuid-Spanje en daar kijkt men niet op een paar minuten. We moeten duidelijk nog even wennen aan deze way of life.


Tot aan San Nicolás del Puerto volgen we een riviertje stroomopwaarts. Door een mooie kloof winnen we geleidelijk hoogte. Na een iets pittiger klimmetje komen we in Alanís. Hier slaan we boodschappen in voor het volgende stuk: bijna 50 km over slecht wegdek door een ongerept gebied. Vanaf het uitkijkpunt La Loma del Aire hebben we een prachtig uitzicht over de ruige sierra’s die aan onze voeten liggen. Een bord aan de kant waarschuwt dat de weg erg gevaarlijk is. Met dit in het achterhoofd laten we ons naar beneden stuiteren. We genieten van het woeste en verlaten landschap. Op de top van een volgende bergrug zien we in de verte vaag een dorp liggen. In een paar uur komen we niet meer dan een handvol auto’s tegen.

Río Onza


De rivier de Onza wordt overspannen door een mooie oude brug. Nou ja, rivier… Er is geen druppel water te bekennen in de toch behoorlijke brede bedding. Op de Puerto de Martín Alonso fietsen we de provincie Córdoba binnen. Na tien kilometer klimmen en dalen bereiken we de Río Bembezar. Deze rivier bevat nog aardig wat water in. De klim het rivierdal uit mag er zijn. Eerst gaat het nog wel, maar het tweede deel van de Alto de Argallón
mag er zijn. Eenmaal ter hoogte van het dorp zit het zware werk erop. Het laatste stuk naar Fuente Obejuna blijkt mee te vallen. Wat niet meevalt, is de camping. Die is voor de verandering opgeheven. Campings en het platteland van Spanje gaan blijkbaar niet samen. Balen voor ons, want nu moeten we weer op zoek naar een hotel. Wildkamperen zou natuurlijk ook kunnen, maar daar zijn we niet zo’n fan van. En een douche is ook wel een heel prettig vooruitzicht na een dag in de hitte fietsen.


We nemen een kamer in het beste en enige hotel van Fuente Obejuna. Het geheel ziet eruit alsof het vroeger heel wat voorstelde. Typisch geval van vergane glorie. Net als de rest van het dorp trouwens. Met de airco op 27°C houden we het ’s nachts heerlijk koel.




Fuente Obejuna



Dag 4: Fuente Obejuna – Córdoba | 98 km, 1160 hm
>
Hoogteprofiel

Bij de plaatselijke supermarkt slaan we eten in voor de lunch. Als we Fuente Obejuna willen verlaten raken we in de smalle straatjes de weg kwijt. Via een kleine omweg vinden we de weg naar Doña Rama, het volgende dorp. Over een licht golvende, bijna kale vlakte schiet het lekker op. Heel lang kunnen we Fuente Obejuna achter ons op de heuveltop zien liggen. Een steile afdaling brengt ons in Villanueva del Rey. Meteen na dit dorp krijgen we de rekening gepresenteerd: het gaat minstens net zo steil weer omhoog.Precies om twee uur dalen we in volle vaart Villaviciosa de Córdoba binnen. Bij de eerste de beste supermarkt gaat het vol in de remmen. De siësta wordt hier heel serieus genomen en van twee tot vijf a zes uur is alles gesloten. We zijn wat verlaat door een niet zo steile maar eindeloos durende klim. Gelukkig is het winkeltje nog open. Als we even later op een pleintje ons brood opeten, maken we mee hoe heel het dorp zich opmaakt voor de middagslaap. Gehaaste inwoners lopen nog snel even bij de bakker of de bank langs. Dan gaan de grote traliehekken voor de deuren en wordt het langzaam heel rustig op straat.


De Puerto del Aire heet de klim die we vervolgens aanvangen. Het landschap is sterk veranderd sinds vanochtend. Nu fietsen we door een dennenbos. Langs de weg staan grote cactussen en op de velden worden olijven verbouwd. De klim is niet steil. Haast ongemerkt passeren we de top. Bij de brug over de Río Guadiato houden we een kleine pauze. Hier merken we pas hoe heet het vandaag is. Het moet tegen de 40°C zijn, als het niet meer is. We beginnen dan ook rustig aan de klim de kloof uit naar El Rosal
.


Langzaam beginnen we de nabijheid van de grote stad Córdoba te ervaren. Het wordt drukker met toeristen en we passeren een groot bungalowpark. Ondanks de hitte verteren we de klim goed. Een lekkere afdaling brengt ons de oude Moorse hoofdstad in. Gelukkig blijkt de camping nu eens niet opgeheven. Camping Brillante is een echte stadscamping met kampeerders van vele nationaliteiten. Er is een prachtig zwembad aanwezig waar we na het opzetten van de tent even lekker in duiken om af te koelen.




Mezquita



Dag 5: Córdoba

Na drie dagen fietsen is dit onze eerste rustdag. De plotselinge omschakeling van het werk naar buffelen in de Andalusische hitte valt me niet mee. Ik verheug me dan ook op een dagje uitslapen en een middag in en rond het zwembad hangen. ’s Ochtends brengen we een bezoekje aan het oude centrum van de stad. We lopen door de smalle straatjes van de Moorse wijk en eten een ijsje op de binnenplaats van de Mezquita. Eens was dit de grootste moskee ter wereld, na de reconquista is er een kathedraal van gemaakt. De Mezquita ligt aan de oever van de Guadalquivir. Een prachtige romaanse brug overspant het modderige water.


Terug op de camping duiken we het prachtige zwembad in. Op de chique ligweide lezen we wat en dutten we lekker weg. Met verbrande schouders van het zonnebaden wagen we ons als het donker is de warme tent in. Het nog zeker + 30°C, dus van slapen komt voorlopig niets. Tegen de tijd dat het feest even verderop is afgelopen en het kwik tot aangename waarden is gedaald is het half vijf.





Voorbij Cordoba



Dag 6: Córdoba - Martos | 102 km, 1370 hm
>
Hoogteprofiel

Toch nog redelijk vroeg zitten we weer op de fiets voor de volgende etappe. Via de Romaanse brug steken we de Guadalquivir over, waarna we al snel de stad achter ons laten. De weg kronkelt, klim en daalt over de hellingen ten zuiden van de rivier. We fietsen tussen eindeloze velden uitgebloeide zonnebloemen door. Bij een boerderij hebben we een klein conflict met een hond die de weg tot zijn erf rekent. Ik zal nooit een fan van die beesten worden. Vandaag maken we ook kennis met de zondagochtend-wielerbrigade. Voor de lokale wielertoeristen is dit het uitgelezen moment voor een rondje op de fiets. Na elf uur neemt hun aantal drastisch af en de rest van de dag komen we geen fietsers meer tegen.


Niet ver voor Bujalance maken de zonnebloemen plaats voor olijfbomen. Heel veel olijfbomen. We naderen de provincie Jaén, waar de meeste olijven van Spanje verbouwd worden. Waar je ook om je heen kijkt zijn de golvende hellingen begroeid met de iele boompjes. De klim naar Porcuna
doet ons zweten. We zien het dorp al in de verte op de heuvelkam liggen. Bij een benzinestation kopen we voor een vermogen aan sportdrank, wat we meteen gretig naar binnen klokken. Een stokbroodje met jam maakt de lunch af.


Over verlaten wegen fietsen we ’s middags naar Martos. Al van ver kunnen we de kasteelruïne op de bergtop boven het dorp zien liggen. We passeren een walmende en vreselijk stinkende vuilverbranding. Er zijn hier geen campings, dus gaan we op zoek naar een hotel. Dat is snel gevonden, maar we zijn te vroeg: de kamers moeten eerst nog schoongemaakt worden. Via steile straatjes klimmen we dan maar verder het dorp in. Tegenover een prachtig kerkje doden we de tijd in de beschutting van een klein parkje. Vanaf een uitzichtspunt bewonderen we de omgeving, waarna we weer afdalen naar het hotel.



Dag 7: Martos - Mancha Real | 54 km, 1070 hm
>
Hoogteprofiel

De dag begint met een pittige klim. Ondanks het vroege uur is het al erg warm. Dat belooft wat! Gelukkig volgt een lekker lange afdaling. Voor het eerst komen de bergen om ons heen royaal boven de 1000 m. Voorbij Los Villares kijken we uit over een schitterende kloof. Een nu onbeduidend riviertje heeft hier fraaie rotsformaties uitgeslepen. Als het weer naar beneden gaat zien we in de verte Jaén liggen. De grote kathedraal met zijn twee torens steekt prominent boven de stad uit. Niet veel later zitten we op de trappen van de kathedraal voor een korte pauze.

Mirador de Pegalajar


We verlaten Jaén richting La Guardia. Het is een beste klim, die naar het oude kasteeldorp voert. Na een pijlsnelle afdaling fietsen we onder de snelweg door, waarna de weg langzaam begint te klimmen naar het Mirador de Pegalajar
. Verderop zitten er enkele zeer steile stroken in. Het is de zwaarste klim tot nu toe. De weg is breed en loopt tussen kale hellingen door. Voorbij het dorpje Pegalajar wordt het smaller en is de weg moeilijk te overzien: je hebt geen idee waar de top is. Boven bij het uitzichtspunt aangekomen, is het tijd voor een late lunch. Beneden ons ligt de vlakte van de Guadalquivir. In het westen zien we Jaén tegen de rotswand aangeplakt liggen. De afdaling brengt ons in Mancha Real, waar we in het enige hotel een kamer nemen.



Dag 8: Mancha Real v.v. | 47 km, 1500 hm
>
Hoogteprofiel

Tijdens het voorbereiden van de route viel ons oog op een kronkelig wegje op de kaart naar de top van de 2032 m hoge El Almadén , de een na hoogste top van de Sierra de Mágina. Na enig zoeken op internet, stuitte ik op een verslag van Spaanse mountainbikers die een nachtelijke beklimming ondernomen hadden. Het blijkt dat een groot deel van de beklimming onverhard is. Twintig kilometer klimmen en bijna 1400 m hoogteverschil. Onverhard of niet, zulke cijfers zijn onweerstaanbaar!


Het steilste gedeelte...


Zo staan we na een goede nachtrust aan de voet van de eerste buitencategorie beklimming van deze vakantie. Langs het park bedwingen we de eerste hoogtemeters. Al snel zitten we in de buitenwijken van Macha Real. Hier geen gebrek aan blaffende honden (gelukkig netjes achter het hek) en veel groentetuinen. Bij een splitsing houden we rechts aan, een gloednieuwe asfaltweg op. We verlaten het stadje en komen in een naaldbos. Hier bevindt zich het steilste gedeelte van de klim: over vier kilometer is het gemiddeld 10%. Toch valt het niet tegen omdat we vandaag zonder bagage fietsen. Bovendien is zo in de ochtend nog lekker koel.


Na 500 hoogtemeters wordt de weg wat vlakker. Nog steeds ligt er prima asfalt. Stiekem hoop ik dat de Spanjaarden de hele Almadén geasfalteerd hebben. Een kudde magere schapen steekt de weg over, de helling af. Etenstijd zeker. In de diepte zien we pas goed het rechthoekige stratenpatroon van Mancha Real. Dan, op ongeveer 1400 m hoogte, houdt het asfalt abrupt op en gaat het verder over een steenslagweg. Voor het eerst zien we de TV-masten op de top van de berg. Al snel gaat het een paar kilometer licht naar beneden. We moeten een breed dal oversteken om bij de eigenlijke berg te komen.

El Almadén


Langzaam begint de weg weer te stijgen. Op weg naar de top passeren we vele veeroosters. Op een gegeven moment staat er zelfs een bordje ‘verboden toegang’ wegens privé bezit. We fietsen toch maar door en een kilometer verder rijden we het privé gebied weer uit. Dit tweede deel van de klim is het stijgingspercentage vrij constant. Met een aantal haarspeldbochten slingert de weg tegen de helling omhoog. Met de toerfiets is het goed te doen, voor een racefiets is deze klim ongeschikt. Het uitzicht op het dorpje Torres en de ruige toppen van de Sierra Magina is schitterend. Plotseling zien we dat de zendmasten niet ver meer zijn. We draaien nog eenmaal helemaal om de berg heen voordat we de top bereiken.



Dag 9: Mancha Real - Cazorla | 95 km, 1650 hm
>
Hoogteprofiel

Na een rustige warming-up ligt daar opeens het dorpje Torres voor ons. Het uitzicht op het tegen de berghelling geplakte dorpje is prachtig. We dalen naar een riviertje en dan begint de klim naar de Alto de Albánchez . Bij het verlaten van Torres ligt veruit het steilste stuk. Langs het zwembad (hoe sadistisch) gaat het bijna loodrecht omhoog. We keren de Almadén de rug toe en beklimmen de pas die we gister al vanaf deze berg konden zien liggen. Eindelijk staat er een keer een col-bordje op een top. Helaas klopt de hoogte van geen kant: het bord geeft bijna 100 m te hoog aan.


Het steilste gedeelte...


In de afdaling wordt ik gestoken door een wesp (of een dergelijk beest) die mijn shirt in vliegt. Voortaan het shirt toch maar dichtritsen als het naar beneden gaat. Op een rotspunt boven Albánchez de Mágina staat een mooie kasteelruïne. Een klein ventje dat op zijn fietsje over de weg slingert krijgt er flink van langs van een agent: “Hombre! Kom jij maar eens hier!”. Na het oversteken van een riviertje begint de klim naar de Alto de Bedmar
. We volgen een brede doorgaande weg, dus erg steil wordt het nooit. In Jódar is het tijd voor de lunch, waarna we verder afdalen naar de Guadalquivir.


Net voor de rivier slaan we rechtsaf voor het laatste gedeelte naar Cazorla. Het is erg heet vandaag en dus zijn we blij als we in Peal de Becerro op de stoep van een advocatenkantoor even uit kunnen blazen. De blikjesautomaat even verderop doet goede zaken! De camping in Cazorla is een prachtcamping. Hij wordt gerund door Nederlanders, die met hard werken en veel sproeien een prachtige grasmat weten te onderhouden. We worden welkom geheten met een flink glas koud water en krijgen een mooi plekje met uitzicht op Cazorla. Het hier is een stuk toeristischer dan in de gebieden waar we tot nu toe geweest zijn. De Sierra de Cazorla met zijn dicht beboste hellingen en schitterende dalen is dan ook een prachtige vakantiebestemming.






Halverwege de Palomas



Dag 10: Cazorla - Tranco | 70 km, 950 hm
>
Hoogteprofiel

Al na een paar kilometer begint de klim naar de Puerto de las Palomas . Als we het levendige Cazorla uitgeklommen zijn volgt een steil stukje naar het volgende dorpje. Boven La Iruela torent weer een kasteelruïne. Het uitzicht op de olijfbomen in het dal mag er zijn. Na een tussentijdse afdaling volgt het laatste deel van de klim. Met een aantal haarspeldbochten slingert de weg naar de top van de bergkam. Boven gekomen hebben we een schitterend uitzicht op het dal van de Guadalquivir en de sierra’s aan de overkant. Na een lange afdaling komen we in het toeristische Arroyo Frio. Je kunt er paardrijden, vissen, klimmen, quads huren en nog veel meer.


Even verderop is het meteen een stuk rustiger. We volgen de bovenloop van de Guadalquivir. De grote rivier van Sevilla en Córdoba is nu niet meer dan een snelstromende beek. ’s Middags fietsen we langs een groot stuwmeer. Bij de dam in Tranco drinken we een colaatje op een terrasje. Op de boom naast ons tafeltje zit een cicade herrie te maken. Onderweg worden we regelmatig getrakteerd op hele concerten van deze sprinkhanen, maar tot nu toe hadden we er nog niet een gezien.



Dag 11: Tranco - Santiago de la Espada | 60 km, 1330 hm
>
Hoogteprofiel

Als de padvinders om middernacht naar bed gaan wordt het snel rustig op de camping van Tranco. Om negen uur de volgende ochtend zitten we weer op de fiets. De etappe van vandaag voert ons door de woeste bergen van de Sierra de Segura.

Alto de Solera


Na de afdaling naar het stuwmeer begint de klim naar de Alto de Solera
. Voor het dorpje Hornos zitten enkele steile kilometers. In een piepklein dorpswinkeltje slaan we nog wat drinken en koekjes in. Bij het uitzichtspunt op het stuwmeer klokken we een blikje frisdrank weg. Daarna vervolgen we de klim over de oude A317. Omdat het meeste verkeer gebruik maakt van de nieuwe weg naar Santiago, is er hier bijna geen verkeer. Door een prachtig bos fietsen we omhoog. In de laatste kilometers zitten mooie haarspeldbochten. Langs de kant van de weg staan sneeuwpalen. Blijkbaar wordt het hier ’s winters behoorlijk koud. Als we denken dat we boven zijn nemen we een korte pauze. Maar we vergissen ons. Na een klein stukje dalen, begint het al snel weer te klimmen. De weg volgt hier min of meer de kam van de bergrug. In de diepte zien we tot onze verrassing het stuwmeer van Tranco weer liggen. Voorbij het hoogste punt fietsen we door een woest en kaal landschap. Prachtig! Hier en daar staan struikjes en kleine boompjes. In de verte liggen ruige berghellingen. De weg golft wat op en neer, maar blijft ongeveer op dezelfde hoogte. Pas na de afslag naar Pontones gaat het echt naar beneden.

Sierra de Segura


Pontones ligt in de kloof van de Río Segura. De wanden van de kloof bestaan uit zwaar geërodeerde, grillige rotspartijen. In dit dorpje begint de tweede klim van de dag, de Collado de Almorchón
. De onregelmatige klim gaat over een veel te brede weg, die nog niet zo lang geleden is aangelegd om Santiago met de rest van provincie Jaén te verbinden. Recht voor ons ligt de 1914 m hoge top van de Almorchón. We komen steeds dichter bij de kale hellingen van deze bergtop. Iets ervoor buigt de weg linksaf om parallel aan de bergketen te gaan lopen. De weg vlakt af en na het passeren van de collado gaat het een paar kilometer lichtjes naar beneden door het brede dal van een arroyo. Dan buigt de weg naar rechts en gaat het steil naar beneden naar Santiago de la Espada.


Na enig zoek blijkt er hier maar een hotel te zijn. Helaas is het een 3-sterrenhotel, waardoor de prijs op 60 euro uitkomt. En voor die prijs heeft de kamer nog niet eens een airco. Wel een TV zodat ik eindelijk weer een finale van een Touretappe kan bekijken.



Dag 12: Santiago de la Espada - Vélez Blanco | 111 km, 1620 hm
>
Hoogteprofiel

Bij ons 3-sterrenhotel blijkt het ontbijt bij de prijs inbegrepen. Nou ja, ontbijt… Met een kop koffie en een magdalena aan de bar houdt het op. Terug op de kamer eten we daarom nog een stokbrood op. Eenmaal onderweg zitten we al snel weer in een schitterend landschap. Rivieren hebben prachtige kloven in de rotsen uitgeslepen. We zien een aantal grotten, die met een hekwerk afgesloten zijn.

Alto de Sagra


Bij de brug over de Río Zumeta fietsen we de provincie Granada in. Hier begint ook de klim naar de Alto de Sagra
. Nadat we met een aantal grote slingers de kloof zijn uitgeklommen, gaat het door een bos verder omhoog. De weg klim gestaag, het is steeds ongeveer 6%. Na vier kilometer slaan we rechtsaf. Rechtdoor had ook gekund (over de Puerto de Pinar), maar de weg over de Sagra schijnt mooier te zijn. Na een korte afdaling een rivierdalletje in klimt de weg weer verder. Al snel wordt het minder steil. De tweede helft van de klim is niet zwaar. Landschappelijk is dit gedeelte erg bijzonder. Na het bos hebben we onbeperkt uitzicht op de woeste flanken van de Sierra de Segura. Spaarzaam begroeide hellingen en rotskliffen bepalen het uitzicht. Beneden in het dal is blijkbaar nog genoeg te eten voor een bont gekleurde kudde koeien. Vanaf de pas (1767 m, geen col-bordje) is er vrij uitzicht op de Sagra zelf. Het bijzondere van deze 2381 m hoge berg is dat hij niet verbonden is met andere bergen en daarom als een enorme steenklomp eenzaam in het landschap staat.


Door een tiental haarspeldbochten draaien en keren we het dal in. Voor de Sagra langs, slaan we links af. Tussen de bloeiende distels beginnen we meteen weer aan de volgende klim. Hierna volgt nog wat gespruttel, waarna we naar Puebla de Don Fadrique afdalen. Na de lunch op het dorpsplein verlaten we de bergen en dient een eindeloze vlakte zich aan. Op de lange rechte weg schiet het lekker op.


Tussen Don Fadrique en Vélez Blanco


Bij Vélez Blanco zetten we de camping-voelhorens op. Er zou er hier ergens een moeten zijn. Maar hoe we ook opletten, tot in Vélez Rubio (200 m lager) komen we geen camping tegen. Navraag bij het plaatselijk zwembad leert dat we toch echt in Vélez Blanco moeten zijn: daar ligt camping Pinar del Rey, 5 km terug de berg op. Die naam herinner ik me van internet, dus het zal wel kloppen. We keren de fietsen om en beginnen mopperend aan de klim die we net zijn afgedaald. En inderdaad, vlak voor Vélez Blanco is er een afslag naar een camping. Het duurt even voordat we succes hebben bij de receptie, maar even later staat dan toch de tent. In het grint dit keer.





Bij Taberno



Dag 13: Vélez Blanco - Las Menas | 109 km, 2010 hm
>
Hoogteprofiel

Voor vanochtend staat de oversteek van de Sierra de las Estancias op het programma. Dit is een gortdroge bergketen in het noorden van de provincie Almería. Na het oversteken van de snelweg begint de klim naar de Alto de Tonosas . De eerste kilometers zijn bochtig en behoorlijk steil. Het landschap is kaal, het wegje smal. Bij de afslag naar Los Tonosas drinken we wat in de schaduw van een verlaten huis. Uit het niets verschijnt een groepje wielrenners, dat snel de afdaling induikt. Wij klimmen verder zonder enig idee te hebben hoe lang het nog omhoog blijft gaan. Voorbij het hoogste punt geen afdaling: de weg blijft kilometers lang op ongeveer de zelfde hoogte. De afdaling naar de Rambla de los Pardos is steil en bochtig. Er ligt veel grint op de weg, oppassen dus. Op de droge hellingen staan veel amandelbomen. Na de Rambla, Arabisch voor rivierbedding, volgt een kronkelig klimmetje van dik 100 hoogtemeters. Een uurtje later zijn we terug in de bewoonde wereld. In Albox pakken we de grote weg richting Baza en is het voorlopig gedaan met de rust.


Helaas zijn er geen alternatieven voor de drukke A334. Kilometers wegwerkzaamheden, men is de tweebaansweg tot een snelweg aan het ombouwen, maar het er niet relaxter op. Het grote aantal Britse auto’s dat we tegenkomen verbaast ons. We zijn blij als we in Purchena even kunnen pauzeren voor de lunch. Tien kilometer verderop, vlak voor Seron, verlaten we de doorgaande weg. We staan aan de voet van klim naar de sterrenwacht van Calar Alto
. Met bijna 1500 m hoogteverschil is dit een van de grote jongens van deze vakantie. De laatste jaren is de klim regelmatig opgenomen in het parcours van de Ronde van Spanje en staat daar garant voor heel wat wielervuurwerk.


Het doel voor vandaag is de camping van Las Menas, een klein dorpje iets over de helft van de beklimming. Over de brede weg klimmen we al snel boven Seron uit. Al na een paar kilometer is er een afslag naar Las Menas, maar in plaats van deze steile afsnijdroute volgen wij de brede hoofdweg. Met steeds zo’n 7% doet die ook al aardig mee, vinden we zo op het eind van de dag. Dat deze variant een paar kilometer langer is, nemen we op de koop toe. Met een aantal flinke slingers draaien we rechts om een bergtop heen. De windmolens in het dal van Seron verdwijnen langzaam in diepte. De klim wordt onderbroken door twee kleine afdalinkjes. Na een paar laatste steile kilometers gaat het ook tot de afslag naar Las Menas omlaag. De klim naar Calar Alto gaat rechtdoor, maar wij slaan af om in Las Menas de camping te pakken.


Na een paar honderd meter komen we in het dorpje. Maar de camping ziet er verwaarloosd uit en het sanitair is afgesloten. Het zal toch niet waar zijn, denken we. Zijn we daarvoor 15 km omhoog geklommen? Helaas pindakaas, het is wel waar, vertelt de eigenaar van de voormalige camping ons. De beste man heeft een paar maanden geleden zijn camping gesloten maar houdt voor deze zomer de bijbehorende bar nog aan. En nee, we kunnen er niet alsnog de tent opzetten (het is een prachtig veldje!), want er is geen verzekering. We vragen om een alternatief. Gelukkig blijkt er 100 m verderop een soort hotel te zijn. Daar aangeklopt, blijken het appartementen te zijn van 70 euro per nacht. Dat is even slikken, maar we besluiten toch maar voor twee nachten te boeken. Voor morgen hebben we namelijk een prachtige rondrit in de planning en die gaan we niet voor een paar luizige euro’s overslaan. Maar het blijft jammer blijft van die mooie camping. Gelukkig maakt het luxe appartement inclusief woonkamer met ligbanken en keuken veel goed.





Calar Alto



Dag 14: Las Menas v.v. | 110 km, 3030 hm
>
Hoogteprofiel

Na het ontbijt vervolgen we de klim naar Calar Alto, de hoogste top van de Sierra de los Filabres. Het zwaarste gedeelte hebben we gister al gehad. En zonder bepakking gaat het natuurlijk sowieso veel makkelijker. Voorbij de Collado de Ramal krijgen we een prachtig uitzicht op het dorpje Bacares in de diepte en de Tetica aan de overkant van het dal. Deze berg willen we vanmiddag beklimmen. Na een bocht zien we plotseling de witte koepeltjes van de sterrenwacht op de beboste bergkam liggen. Het laatste stuk naar de Collado de Venta Luisa stelt niet veel voor. Hier slaan we af naar de top van de berg. Een steile kilometer van boven de 10% volgt. Hierna hebben we de top voor het grijpen. Het uitzicht naar het zuiden is indrukwekkend. De woeste badlands van Almería liggen voor ons in de diepte. In dit woestijngebied zijn vele paellawesterns opgenomen. Het bezoekerscentrum Mini Hollywood is helemaal ingericht in de Wildwest sfeer en is een populaire attractie. En dat allemaal op 50 km van de Costa del Sol.


In Gergal, 1500 m lager, doen we inkopen voor de lunch. Hierna volgt meteen de volgende klim, naar de Alto de Castro
. We weten niets over deze klim, behalve dat er volgens de kaart een stuk onverhard in zit. Na bijna vijf kilometer klimmen, verlaten we de doorgaande weg en slaan af naar Olula de Castro. Kilometers veder, na het ronden van de zoveelste bocht zien we dit dorpje plotseling voor ons in het dal liggen. De witte huizen steken prachtig af tegen de kale berghellingen erachter. Na een tweetal pittige tussentijdse afdalingen blijkt de Michelin kaart gelijk te hebben: er volgt een lang stuk ongeasfalteerd. Achter Olula langs klimmen we, slalommend tussen brokken donkergrijs gesteente, over het stoffige pad naar de col.

Velefique


We kunnen onze ogen bijna niet geloven: vlak voordat de weg naar de Alto de Velefique
serieus begint te stijgen staat er een groot bord langs de kant van de weg met gedetailleerde informatie over de beklimming. Dit verwacht je in de Alpen of de Dolomieten bij de beroemde Tour en Giro passen, maar niet in deze dorre uithoek van Andalusië! 13 km aan gemiddeld 7.95% is de boodschap. Bij het binnenrijden van het dorp Velefique wordt het erg steil. Het is heet en het is zwaar. Vier kilometer verderop verschijnen de eerste haarspeldbochten en wordt het minder steil. Dan blijkt dat het toeristische bord aan de voet er niet voor niets staat. Met meer dan 20 haarspeldbochten slingert de weg zich tegen de bergwand omhoog. De uitzichten op Velefique en het woestijnlandschap op de achtergrond worden steeds grootser. Wacht met het maken van een foto tot vlak voor de top; vanaf het Mirador de Pedregal is bijna de gehele klim te overzien. Schitterend hier!

Alto de Velefique


Voorbij het mirador komen we op een soort hoogvlakte. Na de passage van het colbord gaat het nog bijna twee kilometer licht omhoog. De Tetica met zijn zendmast steekt overal bovenuit. Omdat het al laat is slaan we de beklimming van de bergtop over. Snel dalen we af naar Bacares, waarna de grootste beproeving van de dag volgt: de klim naar de Collado de Ramal
. In tegenstelling tot op de Velefique zijn er hier geen haarspeldbochten aangelegd. Langs de berghelling gaat het steil omhoog het dal uit. Een kilometer aan 12 % spant de kroon. 500 meter hoger zijn we boven en is het alleen nog maar dalen naar ons appartement in Las Menas. Om precies acht uur zijn we terug na een rit van 110 km en 2900 hoogtemeters.





Alto de Padilla



Dag 15: Las Menas - Huéneja | 124 km, 2090 hm
>
Hoogteprofiel

Over een smal bochtig weggetje dalen we af naar Seron. Hier pikken we de drukke A334 weer op. In een lange vals-platte klim worden ingehaald door een oudere wielrenner. Een half uur later komt hij ons enthousiast zwaaiend weer tegemoet. De bolletjes van de telescopen op Calar Alto kunnen we nog heel lang onderscheiden. Vlak voor Caniles slaan we af om te beginnen aan de 30 km lange klim naar de Puerto de Padilla . In het eerste stuk is de weg ingegraven en fietsen we door een kunstmatige kloof. Dan volgen lange kilometers over een licht oplopende vlakte. Eerst is er nog wat landbouw, maar die maakt al snel plaats voor kale grond begroeid met lage struikjes. Opvallend zijn de borden die oproepen tot voorzichtig rijden omdat de weg veel door fietsers gebruikt wordt.


Na tien kilometer aan 3% volgen tien wat steilere kilometers. We lunchen in de schaduw van een boom aan de kant van de weg. Op de hogere hellingen komen we in een naaldbos. De opgestapelde stammen bewijzen dat er hier een hele houtkap industrie is. Bijna boven wordt het bos minder dicht. In het laatste gedeelte van de klim zitten een paar vlakke stukken. Na de top dalen we door een door een gebied waar grote bollen van mos groeien. De echte afdaling laat even op zich wachten, maar eenmaal daar gaat het dan ook meteen 1000 m naar beneden.


In het dorpje Abla, in het dal, proberen we een hotelletje te vinden. Een camping is hier immers in de verste verte niet te bekennen. Helaas is het ene hotel gesloten en het andere volgeboekt. Dan maar door naar het volgende dorp. Maar op de kaart staat alleen de snelweg en daar mogen we niet fietsen. Gelukkig blijkt er langs de snelweg nog een soort ventweg te lopen, een zogenaamde camino de servicio. In Fiñana beproeven we opnieuw ons geluk, maar ook hier hebben we geen succes. Dit lijkt wel een van de minst toeristische gebieden van Spanje! Uiteindelijk vinden we onderdak in een motel bij het Repsol benzinestation voorbij Huéneja, zo’n 30 km verderop dan gepland.





Puerto de la Ragua



Dag 16: Huéneja - Trevélez | 93 km, 2200 hm
>
Hoogteprofiel

Door het latertje van gister hoeven we vandaag een stuk minder te fietsen. Achteraf komt dat goed uit, want zelfs nu wordt het nog een lange dag. Bovenop de heuvel bij La Calahorra staat een stevig vierkant kasteel uit 1509. De halve bollen op de hoektorens geven het een kenmerkend uiterlijk. Middenin het dorp begint de klim naar de Puerto de la Ragua , alweer een 2000’er. Het is de enige grote pas over de Sierra Nevada. Over de smalle weg door het bos komt een tweetal enorme vrachtwagens geladen met boomstammen ons tegemoet. Langzaam dalen de kolossen de berg af. Een paar bochten krijgen we een prachtig uitzicht voorgeschoteld op La Calahorra met haar kasteel. Vijf kilometer voor de top wordt het even wat steiler. De weg is hier extra breed gemaakt met een extra baan voor langzaam verkeer. Het lange rechte eind maakt dit stuk behoorlijk saai. Het laatste gedeelte naar de top voert door een mooi groen dal waar zelfs middenin de zomer nog een stroompje water doorloopt.


We dalen de Alpujarras in, een van de toeristische trekpleisters van Andalusië. De ruige bergen, afwisselende vegetatie en de vele dorpjes die tegen de hellingen geplakt lijken te zijn spreken tot de verbeelding. Heel veel verbeelding hebben wij op dit moment niet, want we zijn behoorlijk moe van de zware etappes van de afgelopen dagen. En het is nog 50 kilometer naar Trevélez, waarvan het grootste deel omhoog gaat! In Mairena nemen we een ruime lunchpauze en genieten we van een met room gevulde delicatesse uit een bakkerszaak.

Las Alpujarras


In Mecina Alfahar begint de weg te klimmen richting de Alto de Trevélez
. Over de smalle bochtige weg klimmen we de eerste kilometers omhoog. De klim verloopt in trapjes. We steken een aantal riviertjes over die door de zijdalen stromen. Voor zo’n riviertje gaat het meestal even flink naar beneden. In Mecina Bombarón stappen we af voor een colaatje. Terwijl we op het terrasjes zitten probeert een halfdode vermoeid uitziende zwerfhond zelfmoord te plegen door midden op de weg te gaan liggen. Succes heeft hij er niet mee. Verder gaat het richting Bérchules. Via een paar steile kilometers klimmen we onder dit dorpje langs. Hoewel het behoorlijk heiig is, hebben we prachtig uitzicht op de hellingen van de Alpujarras. Als we eindelijk het grote zijdal van Trevélez bereiken is het al tegen half zeven. Een half uurtje later arriveren we in het dorp. Na de boodschappen klimmen we de laatste kilometer na de camping, die zich op 50 m voor het hoogste punt van de weg bevindt.



Dag 17: Trevélez

Na 550 km in de laatste vijf dagen hebben we een dagje rust hard nodig. De camping van het hooggelegen Trevélez is daar goed geschikt door. Door de hoogte wordt het er niet namelijk niet zo warm. In de ochtend drinken we een heerlijk kop koffie op het terras. We doen de was en lezen een boek. Rond een uur of drie gaan we uit eten in Trevélez bij ‘Meson Joaquin’, een prima tent. Jantine waagt zich aan een lokale specialiteit, de zogenaamde morcillas. Dit zijn donkergekleurde bloedworstjes met onbestemd uitziende inhoud. Het schijnt te smaken. Ondertussen verbazen we ons over de ham. Bij alle winkels in het dorp hangen honderden hammen aan het plafond. Naast het terras voert een heftruck lading na lading aan. Volgegeten klimmen we terug naar de camping, waar we de rest van de dag lekker aanlummelen.



Dag 18: Trevélez v.v. | 112 km, 2890 hm
>
Hoogteprofiel

Vandaag rijden we weer een rondrit. Omdat we de tent dus niet hoeven af te breken, zitten we al vroeg op de fiets. Het is fris vanochtend. Voor het eerst starten we met jackjes aan. De lange afdaling naar Órgiva wordt een aantal keer onderbroken door een klimmetje. In Pórtugos zien we de zendmasten op de Sierra de Lújar aan de overkant van het dal liggen. De kale berg, het hoofddoel van vandaag, ziet er imposant en dreigend uit. Vlak voor Pampaneira passeren we de afslag naar de Pico Veletá, die voor morgen op het programma staat.

Sierra de Lújar


Na de brug over de Río Guadalfeo gaat het linksaf omhoog. De klim naar de Sierra de Lújar
, bijna 1600 hoogtemeters over 21 km, is begonnen. De cijfers doen weinig onder voor bijvoorbeeld de Mont Ventoux. De eerste vier kilometers leiden ons over de kale bergflank ver boven de rivier uit. Dan verlaten we de drukke doorgaande weg en slaan rechtsaf richting Rubite. Hoe hoger we komen, hoe imposanter het uitzicht op de kale toppen van de Sierra Nevada. Na een wat vlakker tussenstuk gaat het weer steil omhoog naar de Puerto de Camacho. Op de pas is de Sierra de Lújar al een stuk dichterbij gekomen. In plaats van af te dalen slaan we een smal weggetje naar de top van de berg in. Nu pas begint het echte werk. Na een rustig begin krijgen we een prachtige serie van zeven korte haarspeldbochtjes voor de wielen. 150 meter hoger volgt een wat langer recht stuk. De Puerto Camacho ligt inmiddels ver in de diepte. In het zuiden zien we de Middellandse Zee liggen. Dan volgt het zwaarste gedeelte van de klim. Vier kilometer is het gemiddeld rond de 10%. Tussen de schaarse begroeiing door zwoegen we naar de top. De kwaliteit van het wegdek wordt er helaas niet beter op als we hoger komen. Regelmatig ontbreken er flinke stukken asfalt en zitten er diepe gaten in de weg. Het hoogste punt ligt bij de eerste zendmasten. Daarna is het 50 meter dalen naar het uitzichtspunt bij het eind van de weg. Een schitterend zware klim!


Bij het benzinestation van Torvizcón drinken we een cola. Even verderop gaat het steil naar beneden de kloof van de Guadalfeo in. Aan de overkant van de uitgedroogde bedding begint de klim naar Trevélez
. Tot de afslag naar Cástaras gaat het gestaag omhoog. Na een korte afdaling bij wat ruïnes volgt het steilste deel van de beklimming. We fietsen langs een steengroeve. Een vrachtwagen volgeladen met grote brokken gesteente passeert ons. Op een zeer steil stuk komt hij amper vooruit en slaat zelf af. Stapvoets rijdt de wagen verder. Wat volgt is een prachtig uitzicht op de terrassen onder de typische Alpujarrasdorpjes Busquístar en Pórtugos. De laatste tien kilometer gaan over bekend terrein: via dezelfde weg als gisteren gaat het naar de camping bij Trevélez.





Capileira en Burbión



Dag 19: Trevélez - Granada | 110 km, 2450 hm
>
Hoogteprofiel

Vandaag is het D-day. De beklimming van de Pico Veletá staat op het programma. Deze een na hoogste berg van de Sierra Nevada is 3398 m hoog. Al vroeg zitten we ’s ochtends op de fiets. Het eerste gedeelte tot Pampaneira hebben we gisteren al verkend. Nu nemen we wel de afslag naar Burbión en Capileira. De twee populaire toeristendorpjes liggen in het zonlicht tegen de berghelling aangeplakt. Ondanks het perfecte asfalt wil het met het klimmen niet zo vlotten deze ochtend. Dit is wellicht te wijten aan de grote hoeveelheid water en frisdrank die we met ons mee torsen. Onderweg is immers niets te krijgen vandaag.


Om 9:10 beginnen we aan de klim. In Capileira draait de weg rechtsom en neemt de kwaliteit van het asfalt af. Na 10 km klimmen is het gedaan met het asfalt en krijgen we voorlopig een behoorlijk goede gravelweg voorgeschoteld. In het begin gaat het grote stukken door een naaldbos. Op de open gedeelten zien we in de verte de toppen van het gebergte liggen. Met een aantal wijde haarspeldbochten beklimmen we langzaam maar gestaag de bergkam boven Capileira. We zijn niet de enige fietsers. Een aantal mountainbikers is ook bezig met de beklimming. Naast een herder met zijn kudde schapen komen we verder geen levende wezens tegen. Of het moeten de busjes met toeristen zijn, die ons met enige regelmaat inhalen op weg naar de hogere delen van de Sierra.


Op ongeveer 2500 m hoogte, na 15 km klimmen, verspert een slagboom de weg. Voor auto’s is het hier einde weg. De parkwachter is zo vriendelijk de boom voor ons omhoog te doen, zodat we er niet langs of onderdoor hoeven te kruipen. Over de bergkam van de Loma del Tanto klimmen we verder. Aan onze rechterhand zien we ruim 1000 meter onder ons de huisjes van Trevélez. Daarachter verrijzen bergketens zover het oog reikt. Even later, als we aan de andere kant van de bergrug zitten, kijken we ook aan die kant honderden meters het dal in. We zitten inmiddels rond de 2600 m. Langzaam verdwijnen ze allemaal onder ons: eerst dan Gavia en Galibier, even later de Stelvio en na nog een kwartiertje moet ook de Bonette er aan geloven. En zelfs dan zien we de weg in de verte nog dreigend hoog tegen de flanken van de Mulhacén lopen.

Laguna de Caldereta


Omdat we geen Frank van Rijn heten laten we het geitenpad naar de Mulhacén, met 3483 m de hoogste berg van het Spaanse vasteland, rechts liggen en beperken we ons tot de Veletá. De Pico del Teide op Tenerife is met 3718 m nog een stuk hoger, maar het zal nog wel even duren voor we ook die scalp te pakken hebben. Op dik 2700 m wordt de weg plotseling veel slechter. De goed berijdbare gravelweg maakt plaats voor een smal pad waar het tussen de grootste keien door laveren is. We zitten inmiddels echt in het hooggebergte. De lucht wordt ijler en de begroeiing neemt af. Eerst zijn de hellingen nog met mos bedekt, later is er niets dan los gesteente. Over de slechte weg worstelen we ons met 5 km/uur omhoog. We worden regelmatig ingehaald door lichte MTB’ers. Er blijkt vandaag een heuse toertocht aan de gang te zijn van Motril, een dorpje aan de kust, naar de top van de Veletá. Petje af voor deze mannen!

Pico Veletá


Bij het Laguna de la Caldereta wordt het even vlak. Hier is ook een refugio. We zitten aan het eind van het dal, dicht tegen de hoogste toppen van de Sierra aan. In de kom van het dal liggen een aantal meertjes. De weg, of beter gezegd het pad, maakt hier een ruime bocht naar links. Het is tijd voor een uitgebreide lunchpauze. Vanaf onze lunchplek loopt een pad steil recht tegen de bergkam op naar de 400 meter hoger gelegen top van de Mulhacén. Ver boven ons zien we kleine figuurtjes op de puinhelling balanceren. Met de voorraad melkbroodjes met jam achter kiezen vervolgen we de klim. We zitten inmiddels boven de 3000 m. Een paar keer denk ik dat we boven zijn, maar steeds verschijnt weer een nieuw stuk gravelpad achter de bocht. We passeren twee kleine pasjes. Op de korte stukjes downhill vinden we moeizaam een weg door het rulle gravel terwijl mountainbikers ons met hoge snelheid inhalen. Eenmaal weer naar boven wordt het verschil in snelheid kleiner. Op enkele zeer steile, zeer slechte passages vlak voor de top moeten ook zij van de fiets.


Via de Collado de Veletá (3201 m) bereiken we de noordflank van de Sierra Nevada. Een paar honderd vlakke meters verderop komen we op de asfaltweg van Granada naar de Pico. In de diepte ligt de wintersportplaats Pradollana met zijn hotels en satellietschotels. Linksaf gaat het naar beneden, wij gaan rechts voor de laatste twee steile kilometers naar de top van de Veletá. Helemaal geasfalteerd is het niet, maar het type onverhard wat we nu voor de wielen krijgen is ook met een racefiets goed te doen. Dan zien we plotseling in een van de haarspeldbochten een klein sneeuwveldje liggen. Nooit gedacht dat we begin augustus in Zuid-Spanje nog sneeuw zouden aantreffen. Twintig meter onder de top houdt de weg op. We parkeren de fietsen tussen de vele mountainbikes en klimmen het laatste stukje naar de top.

Pico Veletá


Boven is genieten we van het fantastische uitzicht. We vieren het succes van de beklimming met een blikje cola. Een drietal Tsjechen die uit Granada zijn komen fietsen trakteren ons op een onvervalste borrel. De slivovic gaat er goed in, ook al komt het uit een colafles! In de verte torent de Mulhacén nog een stukje boven ons uit. We zien de weg tegen de bergflank waarover we geklommen zijn in de diepte liggen. Na enige tijd verlaten we de top en beginnen we aan de meer dan 40 km lange afdaling naar Granada. De kou van de eerste kilometers maakt al snel plaats voor aangenamere temperaturen. Die zijn helaas ook van korte duur, want tegen de tijd dat we in de buurt van Granada komen is het kwik alweer opgelopen tot tegen de 40 °C.



Dag 20: Granada v.v. | 71 km, 1390 hm
>
Hoogteprofiel

De zware etappes van de afgelopen dagen eisen hun tol en we besluiten het vandaag rustig aan te doen. Tenminste, dat is de bedoeling. Het plan is om ’s ochtends nog een rondje te fietsen en ’s middags de stad in te gaan en de Alhambra te bekijken.


Om 10 uur staan we aan de voet van de Puerto Lobo
. Deze klim begint middenin de stad. Het is niet zo’n bijzondere col, maar het is wel een BIG. Dat wil zeggen dat hij op de lijst van 1000 Europese bergpassen staat van de BIG challenge, een club van klimfanaten die de zwaarste, mooiste en meest bijzondere bergen van het continent geselecteerd hebben. Kort voor de vakantie heb ik me ingeschreven en vandaag is dus een mooie gelegenheid om weer een berg aan mijn palmares toe te voegen. Vanuit het stadscentrum slingert de weg over de Vía Murcia omhoog de stad uit. Met de kathedraal en de Alhambra levert dit natuurlijk mooie plaatjes op. Een aantal keren schrikken we op van ontploffend vuurwerk. In het dorpje El Fargue, halverwege de klim, blijkt waarom. Voor de ingang van een kerk schiet worden door de koster om de zoveel tijd enorme vuurpijlen de lucht ingeschoten. Het waarom ontschiet ons. Met een zwaar puffende wielertoerist in ons wiel bereiken we de top.

Alto de Monachil


Terug in Granada maakt Jantine het zich gemakkelijk op de camping. Hoewel, makkelijk, het is inmiddels alweer erg heet geworden in de stad. Ik besluit nog een rondje te maken over de Alto de Monachil
. Dit is een gemeen steile berg die regelmatig opgenomen wordt in de Ronde van Spanje. Het lijkt me zonde deze beruchte puist over te slaan nu ik er zo dicht bij ben. Nadat wat geklungel om de juiste weg dwars door de drukke stad te vinden, kom ik uiteindelijk op de weg naar Monachil. Na wat inleidende beschietingen barst de klim bij het uitrijden van het dorp genadeloos los. Op een lange strook van boven de 10% heb ik moeite een goed tempo te vinden zo in m’n eentje en zonder bepakking. Het zweet vliegt er met liters tegelijk uit. Met een aantal haarspeldbochten klimt de weg snel het dal in. Langzaam wordt het wat minder steil. Het laatste stuk naar de camping van El Purche gaan alle registers weer open. Langs een steengroeve gaat het tegen de 15% naar een eerste pasje. Na een lekkere afdaling volgt de finale klim naar de top. Die laatste paar honderd meter doen ook weer aardig mee. Boven op de Alto de Monachil eet ik een paar koeken en neem een foto. Na een klein stukje dalen, komt de weg uit op de grote weg van Granada naar de Pico Veletá.


Om drie uur ben ik weer terug op de camping. Na gedouched te hebben gaan we de stad in om wat te eten. Als de maag gevuld is heb ik geen energie meer om nog wat van de stad te bekijken. We beklimmen nog wel de heuvel van de Alhambra, maar keren al snel terug naar de camping. De prachtige Moorse paleizen zullen tot een volgend bezoek moeten wachten.



Dag 21: Granada - Viñuela | 97 km, 1220 hm
>
Hoogteprofiel

Nadat we onze Poolse campingburen gedag gezegd hebben, storten we ons in de ochtendspits van Granada. Voorbij Armilla wordt het eindelijk rustiger op de weg. Na een afdaling komen we in La Malahá waar de klim naar de Puerto del Lucero begint. Een groot deel ervan bestaat uit slechts vals-plat. Alleen bij het dorpje Agrón gaat het wat steiler omhoog. Het landschap is licht golvend met hier en daar velden olijf- en amandelbomen. De afdaling brengt ons bij een groot stuwmeer. Het riviertje dat het meer bij de dam verlaat stroomt onderin een kloof met fraaie overhangende wanden. Vanaf de dam begint de weg ontspannen te klimmen naar de Alto de Bermejales . Meer dan 4% wordt het nergens. Het is een lekker klimmetje om rustig op te fietsen. Na een laatste bocht naar links zijn we boven waarna het slechts dalen is tot Alhama de Granada.


Even voor Alhama steken we de gelijknamige rivier over. Meteen begint het weer te klimmen naar de Alto de Navazo
. Hierdoor schieten we zo langzaam op dat we net te laat in het dorp komen om nog wat in een supermarkt te kunnen kopen. Klokslag twee uur gaat ook hier alles dicht. Net als de beklimmingen van eerder op de dag is ook de Navazo is een klim die lekker loopt. Op de top staan wat plukjes steeneikbos, de laatste overblijfselen van de oorspronkelijke begroeiing van het Mediterrane landschap.

Ventas de Zafarraya


Na een korte afdaling volgt de lange rechte weg naar Ventas de Zafarraya. Gelukkig gaat het steeds licht naar beneden. Dat compenseert de harde wind die we recht op kop hebben. Het barst hier van de akkertjes en tuintjes met allerlei groenten en fruit. Aan artisjokken, sla, courgettes, kolen en tomaten heeft men hier geen gebrek. We verlaten Ventas de Zafarraya door een grote rotspoort. Hierna volgt een kilometers lange afdaling met mooie uitzichten het dal in. Bij het stuwmeer van La Viñuela is het gedaan met dalen. Op de camping langs het meer zetten we mooi op tijd de tent op. Het zwembad is perfect, maar er is helaas geen supermarktje aanwezig. Noodgedwongen dineren we dan maar in het restaurant, waar we te woord gestaan worden door een rasechte Hollander.



Dag 22: Viñuela - El Chorro | 101 km, 1920 hm
>
Hoogteprofiel

De wekker gaan vanochtend al om zeven uur. Omdat we geen ontbijt hebben, zitten we extra vroeg op de fiets. Langs het meer klimt het behoorlijk. Het eerste dorpje dat we tegenkomen is Riogordo. Na een bezoek aan de plaatselijke kruidenier kunnen we eindelijk ontbijten. Via een verschrikkelijk steil wegje klimmen we het dorpje uit. Weer terug op de hoofdweg blijft het omhoog gaan naar de Alto de Colmenar . Echt steil wordt het nooit, maar met een snelheid van onder de 10 km/uur schiet het natuurlijk niet echt op.

El Torcal


Een afdaling levert vervolgens wel lekker wat vrije kilometers op. Een kort maar hevig klimmetje scheidt ons dan nog van de Río Cauche. De loop van het riviertje is goed te herkennen aan de kleurige oleanders die in de bedding groeien. Als we na een paar kilometer het stroompje oversteken begint de steile klim naar El Torcal de Antequera
. Recht tegen de berg op klimmen we richting Villanueva de la Concepción. Het ruige kalkmassief van El Torcal zien we dan al dreigend voor ons liggen. In het dorpje kopen we brood, cola en een lekker tussendoortje. Meteen voorbij Villanueva volgt het zwaarste deel van de klim. Twee kilometer aan gemiddeld 10% laten ons zweten. Na een vreselijk steile bocht naar rechts vlakt de weg wat af. Terugkijkend zien we Villanueva al verrassend ver in de diepte liggen.

El Torcal


De afslag het kalkmassief in, bevindt zich vlak onder een TV-toren. De drie kilometer lange weg leidt naar het bezoekerscentrum van El Torcal. Na een kilometer aan 11% komen we tussen de sprookjesachtige rotsformaties. Erosie door regen en wind hebben het massieve kalksteen doen splijten en scheuren zodat de meest fantastische structuren zijn ontstaan. Zuilen van ogenschijnlijk losjes op elkaar gestapelde rotsblokken lijken zo in elkaar te kunnen storten. Bij het bezoekerscentrum is het tijd voor de lunch. Er lopen behoorlijk wat toeristen rond. Bij het uitzichtpunt 100 meter verderop zien we Villanueva 600 m in de diepte liggen.


Na de steile afdaling slaan we vlak voor Antequera linksaf. Door een steeds mooier wordend landschap komen we in Valle de Abdalajís. Hier verlaten we de grote weg om koers te zetten naar El Chorro. Een smal weggetje met veel landbouwverkeer en kleinschalige akkertjes brengt ons aan de rand van de wonderschone kloof waarin het dorpje ligt. Via een steile onoverzichtelijke afdaling arriveren we bij het stuwmeer waaraan ook de camping ligt. De alweer Nederlandse barman van het restaurant, waar we na aankomst een biertje drinken, doet een boekje open over de laisser faire mentaliteit van de Spanjaarden hier en hoe moeilijk het is om iets van de autoriteiten gedaan te krijgen. Hier, in het achterland van de Costa del Sol, vieren corruptie en het beruchte ‘mañana’ nog hoogtij.





Alto de Monachil



Dag 23: El Chorro - Ronda | 64 km, 1370 hm
>
Hoogteprofiel

Het landschap van ruige kalkmassieven is echter onovertroffen. Vlakbij de camping ligt de Desfiladero de los Gaitanes, een schitterende kloof van slechts enkele meters breed. Het riviertje wat erdoor stroomt, voedt het stuwmeer van El Chorro. Tegen de loodrechte wanden van de kloof hangt tientallen meters boven het wateroppervlak een pad. Een houten bruggetje overspant de kloof op grote hoogte. Oorspronkelijk, zo’n honderd jaar geleden, werd deze vervaarlijke passage gebruikt door arbeiders die aan de stuwdam werkten. Het zou een mooie toeristentrekkers kunnen zijn, ware het niet dat het bouwwerk van touwen en houten planken enkele jaren geleden ingestort is. Het herstel van dit unieke bouwwerk heeft echter geen prioriteit bij de autoriteiten. Lokale klimmers verdienen nu een centje bij door toeristen door de kloof te leiden, naar het schijnt een doodenge ervaring. We hadden het plan om vandaag een rustdag te nemen om het pad door de kloof te verkennen, maar tot onze teleurstelling kan dit dus niet doorgaan. Zodoende vervolgen we onze Vuelta de Andalucía richting het hoog aangeschreven stadje Ronda, wat eveneens aan een diepe kloof ligt.


Via steile trappen is het supermarktje van El Chorro te bereiken. Helaas is daarbinnen even na negenen nog geen teken van leven te bekennen. Alweer zonder ontbijt verlaten we het dorp. De vele zwerfhonden doen ons uitgeleide. Een mooie klim leidt ons de kloof uit. Het geërodeerde kalklandschap barst van de fossielen. In Ardales ontbijten we op de stoep voor de supermarkt. Via een klimmetje dat niet op de kaart staat bereiken we El Burgo. Hier begint de klim naar de Puerto del Viento
. Het eerste deel voert langs de wand van een schaars begroeid rivierdal omhoog. Als het minder steil wordt buigt de weg van de rivier af. We passeren een rotspoort en komen in een kaal landschap met grijze en rode rotspartijen. Een lokale wielrenner probeert een praatje te maken, maar veel verstaan we niet van zijn Spaans. De klim wordt onderbrolejn door een afdaling van drie kilometer. Na dit intermezzo volgt het laatste stuk klimmen naar de pas.


Een rustige afdaling van twaalf kilometer brengt ons in Ronda. Bij een grote supermarkt slaan we even flink in. Over de beroemde Puente Nuevo steken de diepe kloof over, die Ronda in tweeën deelt. Camping ‘El Sur’ ligt, hoe kan het ook anders, even ten zuiden van het stadje. Het zwembad is niet al te groot, maar om even lekker af te koelen is het perfect.





Ronda



Dag 24: Ronda

Het is de hoogste tijd voor een volgende rustdag. Na een paar uurtjes uitslapen en relaxen, stappen we op de fiets voor een bezoek aan Ronda. Met het foldertje dat we in Granada van onze Poolse buren hebben gekregen lopen we langs de bezienswaardigheden van de stad. De stierenvechtersarena is de oudste in Spanje die nog in gebruik is. Indrukwekkend is de kloof die dwars door de stad loopt. De bebouwing reikt tot aan de rand van de afgrond. Via een oude mijnschacht in het ‘Huis van de Moorse koning’ dalen we af tot aan de rivier. De zogenaamde Nieuwe Brug mag hier niet onvermeld blijven. Dit prachtige bouwwerk met zijn boogstructuren is 120 meter hoog en is het belangrijkste symbool van Ronda. Weer terug op de camping is het tijd voor brood met echte serranoham. De rest van de dag brengen we lezend, slapend, luierend en etend door. Met een beker Sangria in de hand verbazen we ons over een stel mieren dat met vereende krachten verrassend grote chipskruimels een muurtje op weten te sjouwen.



Dag 25: Ronda - Benamahoma | 70 km, 1440 hm
>
Hoogteprofiel

De volgende ochtend is het gedaan met luieren. Er wacht ons weer een mooie fietstocht met flink wat hoogtemeters. Na de niet zo steile afdaling over de drukke A374 volgt de evenmin steile beklimming van de Puerto de Montejaque . Over deze klim is weinig spannends te vertellen: het is niet eentje waar je een stuk om voor hoeft te rijden. Na de top volgt een behoorlijke afdaling. Bij Montecorto verlaten we de A-weg. Het smalle, verlaten weggetje wat volgt is een verademing. Na een klimmetje is het dalen naar het stuwmeer van Zahara. De witte huisjes van het dorpje zelf zien we al van ver voor ons op een bergkam liggen.

Puerto de las Palomas


Even voor de stuwdam slaan we linksaf naar de Puerto de las Palomas
, een col die bekend staat om zijn landschappelijk schoon. We zijn benieuwd. Na twee kilometer arriveren we in Zahara. Na even zoeken vinden we in de steile straatjes van het dorp een kleine supermarkt. Na de lunch bij een uitzichtspunt op het stuwmeer vervolgen we de beklimming. Langzaam verdwijnt het lichtblauwe water van het meer verder in de diepe. Voor ons zien we de pasweg over de bergkam verdwijnen. De laatste kilometers kronkelt de weg met een groot aantal bochten naar de pas. Het colbord geeft een hoogte van 1357 meter aan, wat een ongekende overschatting is. In werkelijkheid ligt de top van de Palomas op 1157 meter hoogte.


In de bergen van Grazalema gaat men er prat op dat hier de meest neerslag van Spanje valt. Met het altijd natte kustgebergte in Asturië in het achterhoofd, zijn we aanvankelijk behoorlijk sceptisch tegenover deze claim. Als we na een korte afdaling rechtsaf slaan naar de Puerto del Boyar beginnen we te twijfelen. Aan het levendige groen in deze vallei valt af te lezen dat er toch veel regen tussen deze bergen moet vallen. Nadat we de Boyar gepasseerd zijn, is het dalen tot Benamahoma. Aan het eind van dit alleraardigste dorpje vinden we de camping. Als de tent staat is het tijd voor bier en chips bij het restaurant. Na een verkoelende duik in het zwembad volgt het diner. Als het donker wordt ruimen we de rommel op en duiken we de tent in.



Dag 26: Benamahoma - Algatocín | 63 km, 1320 hm
>
Hoogteprofiel

In de kleine tienda van Isabel, scharrelen we met enige moeite een ontbijt bij elkaar. Terwijl we het op een leuk pleintje naar binnen werken, schiet een groepje van zeven wielrenners voorbij. Met het droge brood achter de kiezen zetten we de achtervolging in. Tot El Bosque gaat het flink naar beneden, maar op weg naar Ubrique gaat het vervelend omhoog over een veel te drukke weg. Het grote aantal motoren is opvallend. In het levendige Ubrique vinden we een grote Mercadone, waar we lekkere dingen voor de lunch kopen.

kurkeiken


Voorbij Ubrique is de A373 een stuk minder druk. Als we een wederom droogstaand riviertje oversteken begint de klim naar de Alto de Berrueco
. Ongeveer op de helft van de beklimming passeren we een colborje met de fraaie naam Puerto de Mojón de Vibora. Wat dat bordje hier doet is allerminst duidelijk, want dalen zit er voorlopig niet in. Na de T-splitsing, waar we linksaf slaan, hebben we een prachtig uitzicht op Ubrique en de bergen van de Sierra de Grazalema. De weg wordt regelmatig geflankeerd door groepjes kurkeiken. Eens in de zoveel jaar wordt de schors van deze bomen verwijderd voor het maken van kurk. Omdat dit nog niet zo lang geleden gebeurd is, zien de bomen er nu halfnaakt uit. Bovengekomen fietsen we de provincie Málaga weer in. De grillige kalkrots van de Peñón de Berrueca steekt als een massieve klomp nog een dikke honderd meter boven ons uit.


De afdaling laat lang op zich wachten. Kilometers lang golft de weg een beetje tussen de bomen heen en weer. Pas na Cortes de la Frontera gaat het goed naar beneden. In dit dorpje lunchen we bij een typisch fitnessparkje. Om de consumptie van vele liters olijfolie van haar onderdanen te compenseren heeft de overheid in vele dorpjes eenvoudige fitnesstoestellen neergezet. Of de campagne succes heeft weten we niet: zelden zagen we iemand van de faciliteiten gebruik maken. Beneden in het dal steken we een spoorlijn en een riviertje over. Meteen begint de weg te klimmen naar de Alto de Espino
. Langzaam zweten we ons in de middagzon een weg omhoog. Naar schatting drie kilometer voor de top passeren we een camping. Omdat het pas kwart over drie is besluiten we om toch nog even de col mee te pakken. Na een nog wat steiler stukje komen de zendmasten bovenop snel dichterbij. Bij het restaurant op de top keren we om en niet veel later zijn we weer terug bij de camping.



Dag 27: Algatocín v.v. | 119 km, 2910 hm
>
Hoogteprofiel

Voor vandaag staat een rondrit op het programma waar ik al maandenlang naar uitkijk. Met name de beklimming van het strand van Estepona naar de top van de Pico los Reales. Met 1400 hoogtemeters over 22 kilometer is dit een klim van buitencategorie. In de vochtige ochtendlucht klimmen we eerst weer naar de Alto de Espino. Bij het opstaan was voor het eerst deze vakantie de tent vochtig. We staan dan ook op sappig groen gras en voor ons plekje loopt zelfs een waterstroompje. Voor het eerst waren ook de bezwete fietsshirts ’s ochtends niet opgedroogd, maar voelden ze vertrouwd klam en vochtig aan.


Vanaf de Espino fietsen we over een bergkam richting Gaucín. In de verte zijn de zendmasten op de Reales al te zien. In het beboste dal hangen mistflarden. Na een steile afdaling steken we de Río Genal over, waarna we beginnen aan de Alto de Crestellina
. De onregelmatige klim voert ons om een karakteristieke rotspunt heen. Ook de lange afdaling gaat in trapjes. Eenmaal aan de kust beantwoorden Manilva en San Luis de Sabinillas aan alle clichés van de Costa del Sol. In een grote supermarkt doen we inkopen voor de lunch. Er lopen meer Britten dan Spanjaarden rond. De tien kilometers naar Estepona leggen we af over de snelweg. Eerst voelen we ons een beetje ongemakkelijk, maar als blijkt dat er veel meer fietsers op de niet al te brede vluchtstrook rijden krijgen we er lol in.

Estepona


Na een verdiende pauze tussen de palmbomen op het strand van Estepona gaat het er dan van komen. De Pico los Reales
is de laatste grote berg van onze Vuelta de Andalucía. In het chaotische Estepona is het even zoeken naar de juiste weg de bergen in. Als we eenmaal de snelweg overgestoken zijn, wordt het snel rustiger. De klim begint met enkele zeer steile gedeelten, afgewisseld met nagenoeg vlakke stukjes. ‘Muy duro!’, groet een afdalende Spanjaard ons in het snelle voorbijgaan. Na een paar kilometer komen we in een soort zadelgebied waar het een stuk vlakker wordt. Dan volgt het zwaarste deel van de klim: een kilometer aan 10% doet ons zweten. Een paar bochten hoger verbazen we ons over het overbrugde hoogteverschil. Door een fleurig geurig naaldbos gaat het vervolgens gestaag omhoog tot aan de Puerto de Peñas Blancas op 1010 m hoogte.

Los Reales


Na een inmiddels hoognodige lunch slaan we vanaf de col het smalle weggetje naar de top van de Reales in. Na een rustig begin wordt het wat steiler als we bij enkele leuke haarspeldbochten komen. Bij het Mirador de los Reales genieten we van het prachtige uitzicht richting de kust. Vanaf het mirador leidt een zwaar verwaarloosde weg naar de top van de berg. Korte stukken half vergaan asfalt worden afgewisseld met irritante stroken ruwe steenslag. Alsof dit fraaie weggetje een paar jaar geleden in onbruik is geraakt en is overgegeven aan de natuur. Het lijkt ons ondoenlijk de Pico met de racefiets te beklimmen. Bij de zendmasten aangekomen, klimmen we de laatste meters via een geitenpaadje naar de top van de berg. Het uitzicht is vanzelfsprekend geweldig. De Costa del Sol is over een grote afstand te volgen. In het zuiden menen we de rots van Gibraltar te herkennen. Normaal gesproken moet dit geen probleem zijn, maar het is erg heiig vandaag. Met de zoveelste fles Aquarius proosten we op de geslaagde beklimming.


De afdaling naar Jubrique is lang en geleidelijk. Vanaf de Peñas Blancas golft de weg met flauwe bochten omlaag. Af en toe moet er zelfs een stukje geklommen worden. Een schitterend stukje weg! Voorbij Jubrique gaat het steil naar beneden naar de Río Genal. Bij een camping begint de klim naar de vertouwde Puerto de Espino
, die we nu vanaf de andere kant beklimmen. Na 100 km is het beste er voor vandaag wel af. Over de smalle bosweg worstelen we ons het dal uit. In Algatocín komen we uit op de grote weg van Ronda naar Algeciras. Twee kilometer verderop staan we weer op de Espino. Om precies 8 uur draaien we moe maar voldaan het campingterrein op.



Dag 28: Algatocín - Algeciras | 133 km, 1200 hm
>
Hoogteprofiel

Vandaag is het minder vochtig dan gister. De klim naar de Espino en het stuk naar Gaucín kennen we van gisteren. Voorbij dit dorp zitten we weer op onbekend terrein. Na een flinke afdaling glijden we de provincie Cádiz binnen. Bij het oversteken van de Río Guadiaro zitten we op slechts 50 m boven de zeespiegel. Op enkele kleine bergruggetjes na krijgen we lange vlakke stukken voor de wielen. Tussen Castellar en Estación Ferrea ligt er zomaar een mooi fietspad langs de drukke weg. Tijdens de lunch in een leuk parkje in het laatstgenoemde dorpje overleggen we wat te doen: vanmiddag naar Gibraltar of het bezoek uitstellen tot morgen?

Gibraltar


Omdat we niet de snelweg op durven, proberen we via een lelijk industriegebied bij de kust te komen. Navraag in een klein dorpje aan het water leert dat er geen langzaam-verkeer weg naar Algeciras loopt. Gibraltar is wel via sluipwegen te bereiken. We besluiten de middag te besteden aan een bezoek aan de apenrots en daarna een overnachtingsplek te zoeken in Algeciras. Vanaf het strand zien we de loodrechte noordwand van de gigantische steenklomp. Langs de flatgebouwen van La Línea fietsen we recht op de rots af. Bij de grens van Gibraltar
moeten we onze paspoorten laten zien. Sinds het Verdrag van Utrecht (1713) hoort Gibraltar immers bij Engeland en dat wil men weten ook. Na de grensovergang kruisen we het vliegveld. Omdat er verder nergens plek is ligt de landingsbaan dwars over de weg en is deels in zee aangelegd. Het is een vreemde gewaarwording. Opeens is de taal Engels, de bussen Engels, de politieagenten Engels, de straatnamen Engels, enzovoorts, enzovoorts. Het verkeer rijdt gelukkig rechts.

Gibraltar


Door het drukke verkeer worstelen we ons verder het schiereiland op. De stad Gibraltar ligt aan de westelijk kant tegen de rots aangevleid. Als we onder de Ragged Staff Gate doorfietsen, begint de klim naar de Signal Hill, een van de toppen van de rots. We weten heg nog steg, maar de bordjes met ‘Upper Rock’ leiden ons regelrecht naar de ingang van het natuurpark bij Jews’ Gate. Na het betalen van een paar euro entreegeld vervolgen we de klim. Naar goed Engels gebruik worden ook hier de wegen ongeveer loodrecht tegen de hellingen aangelegd. Een zeer steile klim is het resultaat. Op de smalle weg (eenrichtingsverkeer) gaan we even aan de kant om jeeps met toeristen te laten passeren. De gemotoriseerde rondleidingen zijn erg populair. Na twee haarspeldbochten komen we bij St. Michael’s Cave, waar we negen euro betalen voor vier blikjes frisdrank. Afzetters! Ondertussen ligt de stad Gibraltar en de Baai van Algeciras al honderden meters in de diepte. Een schitterend uitzicht is het gevolg. De talloze berberapen dragen bij aan het unieke karakter van de rots. Ze springen over de weg en laten de aandacht van de vele toeristen meestal zonder veel interesse over zich heen komen. Het hoogste punt van de klim ligt bij het eindstation van de kabelbaan op 387 meter. Er staan enkele betonnen ruïnes van wat eens uitzichtposten moeten zijn geweest. Naar het zuiden is er een schitterend uitzicht op de zuidelijk top van Gibraltar. Aan de overkant van de zeestraat liggen Afrikaanse bergen.

Gibraltar


De afdaling is smal en steil. De herinneringen aan de Spaanse belegering, van 1799 tot 1783 wordt overal in ere gehouden. Er is een museum, er staan kanonnen, er zijn tunnels en overal zitten grote ringen in de rotsen om zwaar materieel aan omhoog te takelen. Eenmaal beneden in de stad zetten we koers naar Europa Point, de meest zuidelijke punt van Gibraltar. Er staat een smetteloos witte moskee en een vuurtoren. Een groepje mannen speelt cricket. We genieten van het uitzicht over de Straat van Gibraltar. Afrika lijkt zo dichtbij, maar is tegelijk onbereikbaar. De tunnels aan de oostkant blijken afgesloten, zodat we ons weer langs de drukke westkant moeten wagen. Het bezoek op Gibraltar zit er bijna op, het vizier is nu gericht op Algeciras. We passeren het vliegveld en steken de grens naar Spanje weer over. Het is al inmiddels al etenstijd, dus we dineren in de eerste de beste McDonald’s. En nee, milkshakes hebben ze niet in Spanje.


Met een maag vol vette friet zetten we koers naar het noorden, vastbesloten de vluchtstrook van de snelweg als fietspad gaan nemen. Bij een tankstation kopen we nog wat drinken. Toevallig is er net een Gibraltische(?) wielrenner in de shop. Hij bevestigt desgevraagd dat het heel gewoon is om met de fiets de snelweg te nemen. Uiteindelijk valt het allemaal wel mee. De vluchtstrook is breed genoeg en alleen bij op- en afritten is het even uitkijken. Bij het knooppunt waar de Autovía naar Sevilla aftakt wordt het oppassen, maar daar blijkt een speciale afrit voor fietsers te zijn! We worden keurig om het knooppunt heen geleid. Fietsen op de snelweg is hier blijkbaar heel normaal.


In Algeciras vragen we waar de camping is. Die zou er volgens de kaart moeten zijn. Helaas heeft niemand hier van een camping gehoord en dus moeten we op zoek naar een hotel. En dan niet een met vier sterren, maar liefst een goedkoop hostel. De dienstdoende agent op een politiepost geeft ons een adres aan de rand van de stad. Daar aangekomen is het al donker. Van de onsympathieke eigenaar mogen de fietsen echter niet binnen overnachten. We willen ze niet buiten laten staan, dus keren we terug naar het centrum. Daar vinden we uiteindelijk vrij eenvoudig een geschikt pension. Pas tegen middernacht zitten we eindelijk rustig op ons bed. Met 135 km was dit de langste etappe van de vakantie.



Dag 29: Algeciras - Vejer de la Frontera | 107 km, 1070 hm
>
Hoogteprofiel

Na twee zware dagen is ‘rustig aan’ het motto voor deze dag. De dag begint echter met de chaotische klim naar de Alto del Cabrito . Op de drukke kustweg tussen Algeciras en Tarifa voelen we ons een stuk minder comfortabel dan gister op de snelweg. Omdat de weg naar de Puerto del Bujeo met 5% stijgt, halen we nog geen 10 km/uur. Dat bij deze lage snelheden de fiets moeilijker in balans te houden is maakt het nog minder prettig. Maar helaas is er geen alternatief. Na de Bujeo volgt een korte afdaling, waarna het nog twee kilometer klimmen is naar de Cabrito. Even na de top drinken we een kop koffie bij het Mirador el Estrecho, een schitterend uitkijkpunt over de Straat van Gibraltar. Zittend op de balustrade zien we in de verte de Marokkaanse havenstad Tanger liggen.


De veerboten naar Tanger vertrekken uit de plaats Tarifa, die we na een korte afdaling bereiken. Het is er een drukte van belang. Er rijden veel auto’s met Arabische nummerborden rond. Voor vertrek naar Marokko kan in de vele grote supermarkten nog even flink ingeslagen worden. Bij de Lidl spotten we ook Nederlandse Marokkanen. Leuke bijkomstigheid: Tarifa is de ook meest zuidelijk plaats van het vasteland van Europa. We vervolgen onze tocht over de drukke N340. Aanvankelijk gaat het pal langs de kust, later tussen glooiende bergruggen door. Veel windmolens hier. Dertig kilometer verderop verlaten we de grote weg en fietsen we tussen rijen cactussen door terug naar de kust.

Cabo Trafalgar


In tegenstelling tot wat we verwachten, blijkt Zahara de los Atunas vergeven van de toeristen. We lunchen in de schaduw van een oude muur. Langs de kust gaat het richting Barbate. In de verte zie we de Cabo de Trafalgar liggen, waar de Engelse admiraal Lord Nelson in 1805 de vloot van Napoleon de grond in boorde. We bereiken de kaap door een lekker klimmetje door een bos. Een steile afdaling brengt ons weer op zeeniveau, waar we op zoek gaan naar een camping. De kaart belooft er genoeg, dus we verwachten geen problemen. Helaas zitten we aan het populairste stukje van de Costa de la Luz (kust van het licht), waardoor er op geen van de drie campings meer een plekje voor ons is. Aandringen helpt niet: ‘completo’ is ‘completo’.


Na de zware etappes van de afgelopen twee dagen, zien we ons ook nu weer gedwongen de 100 km grens te overschrijden. Een half uurtje later zijn we in het op een hoge heuvel gelegen Vejer de la Frontera. Een doodlopend en gemeen stijgend weggetje voert ons uiteindelijk naar een mooie afgelegen camping.



Dag 30: Vejer de la Frontera - Arcos de la Frontera | 74 km, 770 hm
>
Hoogteprofiel

Met enige moeite zetten we ons ’s ochtends in gang. De vermoeidheid heeft aardig toegeslagen. Gelukkig staat voor vandaag een bijna vlakke rit van slecht 70 km op het programma. Tussen golvende graanvelden door fietsen we naar Medina Sidonia . Dit stadje ligt op een heuvel die zeker 250 m boven de omgeving uittorent. Met moeite slepen we onszelf de best wel steile helling op. Na een ruime pauze dalen we via de andere kant van de berg het stadje weer uit.

Arcos de la Frontera


In Paterna, zes kilometer verderop is het tijd voor de lunch. In de lokale supermarkt moet ik bij de kassa een kwartier wachten voor ik aan de beurt ben. Over de vlakke kaarsrechte weg is het goed kilometers maken. We naderen Arcos de la Frontera, het einddoel van vandaag, met rasse schreden. Ook dit dorp ligt weer boven op een flinke verhoging in het landschap. Al van ver zien we huizen en kerken van het historische stadje op de rand van een klif staan. Enige tijd later staan we er zelf bovenop en genieten we van het uitzicht over het glooiende landschap. Een prachtig stadje! Lekker op tijd arriveren we op de camping even ten oosten van Arcos. Helaas zit een plekje in de schaduw er vandaag niet in.



Dag 31: Arcos de la Frontera - Sevilla | 103 km, 550 hm
>
Hoogteprofiel

Met enige weemoed breken we voor de laatste keer deze vakantie de tent af. Onderlangs Arcos gaat het naar het noorden. Als we de snelweg voorbij zijn wordt het lekker rustig. Aan energie geen gebrek deze ochtend. Het is de laatste etappe, we ruiken de stal. We kunnen tevreden terugkijken op een prachtige vakantie waarin alle ‘doelen’ zijn gehaald. Bovendien is het een aanlokkelijk vooruitzicht om morgen de fiets even niet aan te hoeven raken.


Bij Espera moet er nog een stukje geklommen worden. Daarna is het meest vals-plat omlaag richting de delta van de Guadalquivir. Een volkomen vlak achterafweggetje brengt ons in Los Palacios. De behoorlijk rugwind maakt dat we de kilometers in recordtijd aan elkaar kunnen rijgen. Hier en daar worden de akkers doorsneden door smalle slootjes. Het lijkt Nederland wel! Over een zeer drukke nationale weg gaat het vervolgens naar Dos Hermanes. Vanaf hier is het een beetje gokken, want de Spanjaarden hebben overal nieuwe wegen aangelegd. Over de snelweg fietsen we uiteindelijk Sevilla binnen. Na een bezoek aan het ‘Oficina de Turismo’ vinden we eenvoudig het hostal in de Calle Santa María de la Blanca.


Dan is de cirkel is rond. Onze Vuelta de Andalucía zit erop. We zitten in hetzelfde hostal als waar we een maand geleden laat in de avond arriveren. Net als toen eten we een pizza in het restaurant aan de overkant van de straat waar we de hoogte- en dieptepunten van onze tocht de revue laten passeren.





Sevilla



Dag 32: Sevilla

Het vliegtuig naar Weeze vertrekt pas in de avond, dus hebben we nog het grootste deel van de dag om Sevilla te bekijken. Net wakker, verwonderen we ons nog half slapend over het lawaai op de staat voor het hostal zo vroeg op de dag. Het blijkt vandaag Mariahemelvaart te zijn en er trekt een processie richting de kathedraal. Dat krijgen we pas door als we zelf een uurtje later bij de uit de kluiten gewassen kerk aankomen. We laten dit grootste gotische bouwwerk ter wereld maar even voor wat het is en richten onze aandacht op het Alcázar. Dit van oorsprong Moorse fort is verschillende keren herbouwd en uitgebreid. Het bevat schitterende tuinen, patio’s en paleizen.

Sevilla


Nadat we van de verfijnde Moorse bouwkunsten hebben genoten, gaan we op zoek naar de ‘Plaza de Torres’, ofwel de stierenvechters arena. Je kunt niet een maand in Andalusië zijn geweest zonder een arena van binnen te hebben gezien. De dame van de rondleiding vertelt emotieloos over heldhaftige toreros en afgemaakte stieren. Op TV’s in de hotels onderweg hadden we al gezien dat stiertje pesten hier de nationale sport is. In tegenstelling tot bij de dorpsfeesten komen de stieren er in de arena niet levend vanaf. Na de rondleiding lopen we via gezellige straatjes naar het Indisch archief (Archivo de Indias), wat zich tegenover de grote kathedraal bevindt. Hier zijn alle documenten verzameld die te maken hebben met de voormalige Spaanse koloniën in Noord-Amerika. Een tentoonstelling laat de ontwikkelingen zien vanaf de eerste ontdekkingsreizen tot aan de opkomst van de Verenigde Staten op het wereldtoneel.


Aan het eind van de middag pakken we onze spullen bij elkaar en gaan we op weg naar het vliegveld. Het inchecken gaan niet geheel vlekkeloos. We hebben de fietsen op dezelfde manier geprepareerd als op de heenreis, maar nu passen ze niet door de veiligheidsscan. Na lang wachten op onbehulpzaam vliegveldpersoneel snellen we naar de gate. Met twee wielen in het frame gebonden heb ik mijn fiets uiteindelijk lichtelijk bezorgd uit het zicht zien verdwijnen. Het haasten was ook niet nodig geweest: we vertrekken met een flinke vertraging. Precies een minuut voor middernacht landen we op vliegveld Weeze. De piloten hebben flink hun best moeten doen, want na twaalven mag er niet meer op Weeze geland worden. Bijna hadden we dus in Hahn gestaan, 250 km verderop. In de aankomsthal sleutelen we de fietsen weer in elkaar. Met een nachtelijke fietstocht van 75 km terug naar Wageningen besluiten we alweer een geweldige fietsvakantie.



<