![]() | ||||
>> Homepage >> Mijn fietsreizen >> Overzicht beklommen cols >> Hoogteprofielen Midden-Nederland |
ColsVan de in de tekst cursief gedrukte beklimmingen zijn in het col-overzicht wat statistieken over de lengte, de hoogte en de moeilijkheidsgraad opgenomen. Hoogtepunten / overzichtKlikken op een van de hoogtepunten brengt je meteen naar het betreffende deel in het reisverslag hieronder.Week 1: Baskenland / Sierra de Aralar / Cañón del Río Leza / Sierra de la Demanda / Lagunas de Neila Week 2: Burgos / Meseta / Astorga / Alto de Morredero / Las Medulas / Galicië Week 3: Monte Iroite / Kaap Finisterre / Santiago de Compostela Week 4: Sierra de Ancares / Asturië / Alto de Angliru / Picos d'Europa Week 5: Lagos de Covadonga & beklimming Jultayu / Cares-kloof / Naar de toppen van de Picos / Santander |
Reisverslag |
Dag 2: Goizueta |
Dag 4: Estella - Logroño (57km) |
Na 20 kilometer fietsen door golvende graanvelden doemt het Los Arcos op. We nemen een ruime pauze op het gezellige dorpspleintje. In de schaduw van de platanen genieten we van puddingbroodjes en perziken. Op de prachtige kerk heeft een ooievaar een nest gebouwd. Deze streek staat bekend om de vele ooievaars die er zitten. Over drukke wegen fietsen we naar Logroño, het laatste gedeelte langs de rivier de Ebro. Het is erg warm vandaag. Boven de kaal gemaaide graanvelden nemen we een tweetal flinke stofhozen waar. |
Dag 5: Logroño - Villoslada (78km) |
Dag 7: Quintanar de la Sierra - Quintanar de la Sierra (37km) |
De bordjes Nécropolis leiden ons over een ongeasfalteerde weg het bos in. Na een kilometer of drie komen we bij enkele informatieborden. Daar laten we de fiets achter. Het laatste stukje leggen we te voet af. Bovenop een afgesleten rots, middenin het bos liggen hier de overblijfselen van een nauwelijks herkenbaar middeleeuws kerkje. Het is te bereiken via enkele uitgesleten treden. Bijzonder zijn de graven, die rond het vergane gebouw zijn uitgehakt in de rotsen. De rotsgrond bevat tientallen grote en kleine mensvormige holten. Deze macabere plaats schijnt een van de meest representatieve voorbeelden van middeleeuwse Spaanse archeologie te zijn. De plek is ontdekt en blootgelegd rond 1970 en dateert van de 9e tot de 13e eeuw. In de omgeving zijn nog meer van deze dodensteden gevonden. |
Dag 8: Quintanar de la Sierra - Burgos (118km) |
Als de band geplakt is komen we al snel bij de ruïnes van het klooster San Antón. De weg loopt dwars door resten van het 12e eeuwse kerkgebouw door. Door een leeg en woest landschap rijden we richting de Río Pisuerga. Deze rivier vormde ooit de grens tussen het Moorse Rijk en het Koninkrijk León. Via de Puente Fitero steken we de rivier over. Deze brug met zijn elf bogen werd in de 12e eeuw gebouwd in opdracht van Alfonso VI. We verlaten de provincie Burgos en komen in Palencia. We naderen nu de uitgestrekte vlakte van de Tierra de Campos. De straffe wind staat behoorlijk tegen. Op de hoogtes in de verte staan weer windmolens. In het stadje kopen we een cola en nemen we een lekkere pauze. We fietsen langs de romaanse San Martínkerk. Elfde eeuws en zeer goed gerestaureerd. De internationale romaanse stijl werd door de pelgrims naar Santiago door heel Noord-Spanje verspreid. |
Na Frómista loopt het pelgrimspad direct rechts langs de weg. Tussen de vlakke eindeloze velden kunnen we er een aardige snelheid inhouden. Al voor vijven arriveren we in Carrión de los Condes. Op de wat sjofele camping zetten we de tent op. Het sanitair valt zwaar tegen: de deuren kunnen niet dicht en als ik de kraan aanraak valt deze met veel lawaai in de douchebak. Na het eten lopen we nog even het stadje in. In het kleine parkje bij de Santa Maríakerk eten we een ijsje. Ondertussen klinken de klokken van de kerk. Er staat een mis te beginnen. Het is vandaag 25 juli, de gedenkdag van Jacobus. Voor een grote pleisterplaats aan de pelgrimsroute naar Santiago, is dit natuurlijk een belangrijke dag. |
Dag 11: Carrión de los Condes - Hospital de Órbigo (133km) |
We brengen eerst een bezoekje aan de kathedraal. In 1471 werd begonnen met de bouw, tot in de zeventiende eeuw is er aan gewerkt. Ze vertoon een mengeling van gotiek, renaissancestijl en barok. Vlakbij de kerk, net binnen de oude gerestaureerde stadsmuren staat een veel moderner optrekje. Het is het met vele tierelantijnen versierde bisschoppelijk paleis, gebouw door Antonio Gaudí. De kerk vond het granieten gebouw echter te opzichtig worden en wist de bouw zo te vertragen dat de bisschop er nooit heeft gewoond. Nu is er een pelgrimsmuseum is gevestigd. Door enkele smalle straatjes komen we op het grote plein voor het stadhuis. Op het dak staan twee Maragatos, figuren in de klederdracht van de streek, die elk uur de tijd aangeven door op de klokken te slaan. |
Dan begint de afdaling. Het landschap om ons heen is werkelijk magnifiek. We fietsen langs hoge bergen en woeste dalen van de Montes de León. Een gemeen stukje klimmen brengt ons naar een tweede top. Dan begint de echte afdaling. Voor ons zien we de weg verdwijnen en dan begint de vrije val. Voor ik het weet zie ik op mijn fietscomputer dat ik 70 km/uur ga. Een bocht dwingt me helaas te remmen. De rest van de afdaling is minder steil. Beneden in Ponferrada is het warm. Ponferrada is de hoofdstad van de streek El Bierzo, waar nogal wat ijzererts wordt gewonnen. Op ons maakt het de indruk van een vieze industriestad. Na een bezoek aan een erg grote supermarkt fietsen we langs de oude burcht van de Tempeliers. De orde van de Tempeliers schijnt in 1118 in Jeruzalem gesticht te zijn om de pelgrims naar het Heilige Land te beschermen. Hun macht groeide snel tijdens de eerste kruistochten. Ze werden zo rij en machtig dat de edelen van Europa jaloers op hen werden. Op vrijdag 13 oktober 1307 werd hun hoofdkwartier in Parijs in beslag genomen. Sindsdien staat vrijdag de dertiende bekend als ongeluksdag. Uiteindelijk werd de orde onder Franse druk door de Paus verboden. |
We besluiten nog even door te gaan, het is immers nog vroeg. Door de mist zetten we de afdaling in. Deze duurt nog geen kilometer waarna het meteen weer begint te klimmen naar de Alto las Potillinas. Opeens trekt de mist weg en fietsen we weer in de zon. In de verte kunnen we de vlakte zien waarin Astorga ligt. Na een niet zo’n steil gedeelte doemt de muur van de Portillinas voor ons op. Het gaat weer met meer dan 10% omhoog. Dan, voor we het in de gaten hebben, zitten we midden in een wolkbreuk. Snel halen we de regenjacks weer uit de tassen. We kunnen nergens schuilen, dus door de stromende regen ploeteren we verder. Na een laatste haarspeldbocht naar rechts ligt de Portillinas voor het grijpen. De bui is inmiddels overgedreven. Dan komen we nat, hongerig en ijskoud op de col. Daar buigt de weg naar links en blijkt nog wat verder te stijgen. Gezien het dreigende weer, overal hangen buien, besluiten we snel te lunchen en daarna rechtsomkeert te maken. Nadat we brood en cola naar binnen geschrokt hebben, maken we ons klaar voor de afdaling. Het eerste gedeelte gaat wel, maar bij de Morredero komen we weer in een bui terecht. IJskoud! Helaas hebben we ook nog tegenwind. Voorzichtig en niet te snel haasten we ons door de wolken naar beneden. Als we San Cristóbal weer gepasseerd zijn, is het gelukkig al duidelijk warmer geworden. Enigszins opgedroogd en opgewarmd komen we in de loop van de middag weer in Ponferrada aan. |
Dag 15: A Pobra de Trives - Leiro (135km) |
Over de drukke weg rijden we op cruisecontrole richting Ourense. De Río Miño, waar we vlak langs rijden, zit vol waterplanten die fraai met de stroming meegetrokken worden. Ourense is een grote stad met meer dan 100.000 inwoners. De stad bestond al in de tijd van de Romeinen en staat bekend als kuuroord. Na de boodschappen verlaten we de stad via de drukke N120. We willen graag op een camping staan en die zijn er maar heel weinig in het binnenland van Galicië. Daarom hebben we voor vandaag wat extra kilometers gepland. Het is inmiddels bijna acht uur in de avond. Vlak voor Ribadavia verlaten we de grote weg. Het is nu niet ver meer naar Leiro. Volgens de kaart bevindt zich hier een camping. Deze was ook opgenomen in een campinggids die we ergens van een Nederlands gezin konden lenen. Via bordjes langs de kant van de weg worden we feilloos naar de camping geleid. Als we er uiteindelijk aankomen, vinden niets anders dan een verwaarloosd receptiegebouw en een opgeschoten grasveld. Van voorbijgangers horen we dat de camping vorig jaar opgeheven is! We hebben geen zin om de tent in het wild op te zetten, dus zit er niets anders op dan een hotelletje te nemen. |
Dag 16: Leiro |
Dag 17: Leiro - Villagarcía de Arousa (116km) |
Voordat we naar de camping gaan willen we eerst de Lobeira nog beklimmen. Bovenop deze berg moet het uitzicht op baai geweldig zijn. Het kost ons veel moeite om in Villagarcía de goede afslag te vinden. Als de drukke kustplaats achter ons ligt, zitten alweer snel tussen de eucalyptusbomen. Na enkele kilometers licht bergop, slaan we rechtsaf een smal weggetje in. Vanaf hier wordt de klim serieus. Via een trap leggen we de laatste meters naar de top af. De naam Lobeira komt van het Latijnse ‘lupara’, wat kasteel betekent. In de Middeleeuwen bevond zich hier een burcht, waar de berg zijn naam aan te danken. Nu zijn er slechts nog wat ruïnes over. Op 290 meter hoogte is uitzicht fenomenaal. Vlak onder ons ligt Villagarcía, aan de overkant van de baai rijst de Sierra de Barbanza op. Terug in Villagarcía de Arousa doen we boodschappen bij een grote Lidl. Even later kunnen we aan het strand onze tent opzetten. Nadat we de zonsondergang bekeken hebben, zoeken we de slaapzakken op. |
Dag 18: Villagarcía de Arousa – Muros (102km) |
Dag 20: Estorde – Santiago de Compostela (88km) |
Aan de overkant van het grote plein staat bovenop het Pazo de Raxoi een levensgroot beeld van Jakobus als Morendoder. De twee gezichten van Jakobus, pelgrim en morendoder bevinden zich hier op korte afstand van elkaar. In het gebouw zetelt het stadsbestuur en de regering van Galicië. In Santiago zijn nog veel meer oude gebouwen en kerken te zien, maar wij daar zijn wij niet voor gekomen. Door enkele smalle straatjes kunnen we het oude centrum verlaten. Op de plaatselijke camping zetten we vervolgens de tent op. We horen erg veel Nederlands praten om ons heen. |
Na de lunch op het dorpspleintje krijgen we een klim van een kilometer of acht. Steil is het niet dus het schiet lekker op. We passeren het Lago de Sobredo, een van de bronnen van de Río Tambre. Af en toe komen we fietsers en wandelaars die op weg zijn naar Santiago tegen. Zij volgen een noordelijke route naar de pelgrimsstad. Na een korte afdaling en een laatste stukje klimmen, komen we op het hoogste punt. Het pasje ligt op de grens van de provincie La Coruña en Lugo. In de verte kunnen we de bergen van Asturië al zien liggen. Daar liggen de echte cols op ons te wachten. |
Dag 22: Lugo - Mosteiro (72km) |
In Baleira verlaten we de grote weg. Na de lunch gaat het nog geruime tijd behoorlijk naar beneden. We zitten op een landelijk weggetje zonder veel verkeer. Nadat we onder de A6, de snelweg tussen Lugo en Ponferrada, zijn doorgefietst, begint de weg weer te klimmen. We passeren vele kleine boerderijtjes. Af en toe lopen de kippen over de weg. Bij Cereixal wordt de weg weer breder. Ver onder ons zien we de snelweg weer lopen . In de verte liggen de hoge bergen van de Sierra de Ancares. Over de glad geasfalteerde weg suizen we omlaag naar Becerrea. Inmiddels is de temperatuur hoog opgelopen. Het zal een graad of 35 zijn. Het is voor het eerst dat we zulke temperaturen tegenkomen. Bij de supermarkt slaan we eens goed boodschappen in. We slaan het dal van de Río Navia in. Bij Liber steken we het riviertje over. De camping kan nu niet ver meer zijn. De weg loopt licht omhoog. Eigenlijk begin hier al de klim naar de Puerto de Ancares. Nadat we enkele dorpjes gepasseerd zijn, zien we plotseling rechts van de weg de camping opdoemen. Even later staat de tent. |
Dag 23: Mosteiro |
Na het bronnetje volgt het zwaarste gedeelte van de klim naar de Ancares. Over ongeveer twee kilometer is het steiler dan 10%. De temperatuur is inmiddels zodanig hoog, dat we de bossen waar we eerder vandaag doorheen kwamen behoorlijk missen. Pittig, dit gedeelte. Bovengekomen, gaat het licht aflopend naar een volgende afslag. We slaan de richting van Ponferrada in. Voor het eerst kunnen we de col zien liggen. Over kersvers asfalt leggen we de laatste kilometers naar de col af. Er wordt nog druk aan de weg gewerkt. Manoeuvrerend tussen asfaltwagens en walsen genieten we ondanks de teerlucht van het weidse uitzicht. We herkennen Suarbol, inmiddels een dikke 500 meter onder ons. Ook kijken we neer op het bos waardoor we na het verlaten van Galicië zijn afgedaald. Naar de col toe wordt het stiekem weer steeds steiler. De laatste kilometer gaat aan 10%. |
Dan staan we eindelijk op de top. Inclusief een aantal korte tussentijdse afdalingen, zestig kilometer geduurd! Na wat koekjes slaan we het onverharde weggetje naar het Mirador de Balouta in, enkele honderden meters verderop. Het blijkt een schitterend uitzichtspunt. Terug op de pas maken we ons op voor de afdaling. Het wegdek is in zeer goede staat en de wind is gunstig. Bovendien gaat het met 12 á 13 % naar beneden. Voor ons beiden levert dit een respectabel snelheidsrecord op de fiets op. Het record van de Flüelapas is eindelijk uit de boeken. Zal de 86km/uur van vandaag ook vier jaar stand houden? Na een paar kilometer is het gedaan met de pret. Het wordt bochtiger en we komen op ouder wegdek. Op vele stukken zijn reparaties uitgevoerd waarbij overvloedig teer gebruikt is. Door de hitte zijn vooral in de bochten grote plekken compleet gesmolten. Als we Pereda de Ancares naderen, zien we een camping aan de kant van de weg die niet op de kaart staat. We overleggen even en besluiten dat het mooi geweest is voor vandaag. |
Veertig bijna vlakke kilometers door het dal liggen voor ons. In het dal bevinden zich veel steenkoolmijnen. Regelmatig worden we gepasseerd door grote open vrachtwagens, volgeladen met steenkool gruis. Bij Estación de Páramo slaan de meeste vrachtwagen af. Het wordt daardoor gelukkig wat rustiger op de weg. Langzaam komen de bergen weer dichterbij. De laatste kilometers naar Villablino moet er af en toe wat meer geklommen worden. Het grote Embalse de las Rosas staat zo goed als leeg. In Villablono doen we boodschappen bij een grote Eroski. Als we een colaatje weggewerkt hebben, zetten we de tocht weer voort. Het is weer klimmen geblazen. Helaas is het opnieuw erg druk en daarbij is de weg ook nog eens smal. Als we hoog boven een kleiner stuwmeer uitgeklommen zijn, komen we bij de Puente de la Palomas. Deze bijzondere brug over de Río Sil ligt 82 meter boven de woest kolkende rivier. Als een zwaarbeladen vrachtwagen over de brug rijdt, voelen we het wegdel heen en weer gaan. |
Net als de beklimming is ook afdaling van de San Lorenzo erg steil. Door de mistige wolken is het zicht erg slecht. Over kletsnatte weg dalen we voorzichtig af. Vanwege de kou en omdat we geen zin hebben om ook nog de hele middag in de regen te fietsen, gaan we op zoek naar een hotelletje. De man van het kleine toeristenbureautje, die geen woord Engels spreekt, adviseert ons een goedkope herberg, 200 meter verderop. Er blijkt zoveel plaats te zijn dat we een slaapzaal met vijf stapelbedden voor ons alleen krijgen. Onze kletsnatte spullen stallen we uit om te drogen. Volgend jaar toch maar waterdichte tassen kopen? Vanuit het raam zien we het nog de hele middag regenen. ’s Avonds wordt het droog en zien we zelfs wat blauw aan de lucht. We dineren beneden in de eetzaal. Het menu bestaat uit veel vlees met vette slappe frietjes. |
![]() |
De afslag naar de Angliru is snel gevonden. De weg daalt nog kort naar een droogstaande rivierbedding, maar dan geeft een groot bord aan de kant van de weg aan dat de klim naar de Alto de Angliru hier echt begint. ´De Olympus van het fietsen´, wordt hij hier genoemd. De eerste helft van de klim is niet spectaculair te noemen. Er zitten wel wat steilere stukken van boven de 10% in, maar gemiddeld genomen is het goed te doen. We passeren Grandiella en na vijf kilometer arriveren we bij Via Pará, een soort col die twee dalen van elkaar scheidt. Een kilometer kunnen we genieten van een vlakke weg. Het gaat zelfs even lichtjes naar beneden. We weten echter dat het de bekende stilte voor de storm is: voor ons zien we de beruchte bochten van Les Cabanes al liggen. Vanaf nu tot de top is het slechts ploeteren en zwoegen. (Klik hier voor een mooi overzicht van de belangrijkste stroken in de klim!) De laatste zes kilometer komt het stijgingspercentage niet meer onder de 10. Terwijl een kudde paarden van de berghelling af galoppeert, laten wij laten de vlakke groene weiden van Via Pará achter ons. |
Na de Cueña les Cabres blijft de klim zeer steil tot de top. De haarspeldbochten, waarvan sommigen de 20% halen, volgen elkaar nu snel op. De temperatuur is al behoorlijk gedaald. Ook is het flink vochtiger geworden. We naderen de wolkenflarden die rond de rotsen spelen. Dan draait de weg naar rechts. We hebben de grote rotswand bedwongen en komen nu op een soort plateau. De weg wordt vlak en loopt zelf even naar beneden. In het woeste landschap staan blauwe distels en een verlaten hut. Het getemperde zonlicht geeft een prachtig effect. Bij een grote parkeerplaats eindigt de weg. We hebben de verschrikkelijke Angliru bedwongen! |
Op de pas hebben we een mooi uitzicht op de bergen om ons heen. Als we de helmen hebben opgezet verlaten we Asturië en dalen León weer in. Rondom ons zijn woeste rotsige bergen. Plotseling ligt een fraai bergmeertje vlakbij de weg: het Lago de Isoba. Nadat we nog een kort klimmetje hebben bedwongen dalen we naar Pueblo de Lillo. Omdat het winkeltje nog dicht is, besluiten we eerst op de camping de tent op te zetten. Nadat we het zweet van ons afgespoeld hebben, gaan we terug naar het dorp om avondeten te kopen. In het piepkleine winkeltje liggen de meeste dingen achter de toonbank. Met wat gebrekkig Spaans en veel gebaren verzamelen we een complete maaltijd. |
Op de Pontón krijgen we voor het eerst een weids uitzicht op de Picos d’Europa, het speelterrein van de volgende week. De afdaling kronkelt door een bos naar beneden. Aan linkerkant van de weg verschijnt een indrukwekkende kloof met mooie rotsformaties. De Picos d’Europa wordt doorsneden door een drietal diepe kloven. We bevinden ons in de Desfiladero de los Beyos, die de westelijke begrenzing van de Picos vormt. We dalen tussen de wanden van de kloof door. Links onder ons stroomt de Río Sella, die bekend staat om z’n zalm en forel. Bij de ingang van de camping van Soto de Cangas geeft een bordje aan dat de camping vol is. Na enig overleg achter de balie blijkt er voor ons twee fietsers toch nog een klein plekje over te zijn. Opgelucht kunnen we even later de tent opzetten. Deze camping is een ideale uitvalsbasis voor een tocht naar Lagos de Covadonga en het westelijke massief van de Picos. |
Het laatste gedeelte van de kloof is het smalst. Over de Puente Bolín steken we over naar de linkerkant van de kloof. Aan weerszijden van de brug lopen steile onherbergzame paden de massieven in. Het rechterpad komt uit bij de Vega de Ario, waar we gister waren. Onder overhangende rotswanden door vervolgen we de tocht door de nauwe kloof. De laatste paar honderd bestaat bijna geheel uit galerij. Helemaal onderin de kloof lopen we door de rotswand heen. Meestal is het zo laag dat ik bukkend moet lopen. Het is vochtig. Op het pad liggen zelfs enkele behoorlijke waterplassen. Een groen hekwerkje scheidt ons van de rivier. In Caín, aan het einde van de kloof, eten we een ijsje. De berg die hoog boven het restaurant uittorent, zou heel goed de Jultayu kunnen zijn. Zeker weten doen we het echter niet. Na een korte pauze keren we om voor de wandeling terug. Na vijf uur lopen staan we weer bij de fietsen. Korte tijd later eten we voor de tent voldaan onze borden leeg. |
Dag 33: Arenas de Cabrales – Fuente Dé (74km) |
Links van de weg ligt de tiende eeuwse Santa María de Lebeña. Dit kerkje is gebouwd in Mozarabische stijl. Rond het jaar 1000 werd het zuiden van Spanje nog beheerst door de Arabieren. Veel christenen trokken naar het heroverde noorden, waar ze de verfijnde Moorse bouwkunst gebruikten bij het bouwen van hun heiligdommen. Rond het middaguur arriveren we in de chaos van Potes. In het hele stadje staat het verkeer muurvast. |
Via een breed pad lopen we in de richting van de pieken. Het is niet steil. Na een kwartiertje splitst het pad zich. We slaan linksaf en lopen verder omhoog tussen de bergwand en de Hoyos de Lloroza door. ‘Hoyo’ of ‘jou’ zijn Spaanse voor verschillende dolinevormen. Dolines zijn komvormige laagten in het landschap ontstaan door het instorten van grotten. In de Picos de Europa zijn er veel voorbeelden van te vinden. Bij La Vueltona verlaten we het hoofdpad en slaan we rechtsaf een smaller pad in. Het pad wordt steiler en we passeren de 2000 meter grens. Rechts gaat de bergwand steil omhoog, links in de diepte bevindt zich een volgende doline: de Hoya Sin Tierra. Af en toe zit er een stevige klim in het slingerende paadje. Dan dient zich een volgende splitsing aan. Links is de Cabaña Veronica dichtbij, rechts is het nog een klein stukje klimmen naar Horcados Rojos, een col tussen twee grote dolines in. |
Dag 35: Fuente Dé – Santillana del Mar (111km) |
Het Peninsula de la Magdalena is een schiereiland in grote baai van Santander. Middenin de baai ligt een klein eilandje met een vuurtoren erop. Het bezit een vuurtoren om de schepen de weg te wijzen tussen de gevaarlijk ondiepten en kliffen die loodrecht uit zee oprijzen. Vergeleken met de kathedralen die we tot nu toe gezien hebben is die van Santander erg eenvoudig. Het is dan ook geen Middeleeuwse kathedraal. Na een grote brand in 1941 is de kerk opnieuw gebouwd. Op de valreep komen we nog een beeld tegen van de man die Spanje in de twintigste eeuw decennia lang in zijn greep had. Generaal Franco heeft de inwoners van Santander ooit een grote gunst verleend, waarop zij hem een standbeeld geschonken hebben. Dwars door de stad gaan we op zoek naar de camping waar de bus ons komt afhalen. In San Román volgen we de borden naar de camping. |