Hellingen in Midden-Nederland

Reageren? Stuur me een E-mail!
Natuurlijk is het onnodig om te vermelden dat echte bergen in Nederland niet voorkomen en dat de enige heuvels die nog een beetje meetellen (de Cauberg, Eyserbosweg en dergelijke) zich in het uiterste zuiden van Limburg bevinden. Toch liggen er ook ten noorden van de grote rivieren nog vele leuke klimmetjes om tegenop te fietsen. Deze site bevat profielen, statistieken en kaartjes van meer dan 100 van deze kuitenbijtertjes!


Het reliëf van Midden-Nederland (bron: www.ahn.nl).



Van helling tot profiel

Nadat ik een fietscomputer met hoogtemeter gekocht heb ben ik begonnen met het opmeten van hellingen in de buurt. Ik heb de CM436m van Ciclosport, o.a. te koop bij Futurumshop. Deze fietscomputer meet de hoogte met een druksensor: veranderingen in luchtdruk worden omgerekend in veranderingen in hoogte. Onderin de atmosfeer staat 1 hectopascal drukverandering gelijk aan ongeveer 10 meter hoogteverschil. De fietscomputer is tot 1 meter nauwkeurig. Natuurlijk is de luchtdruk niet constant in de tijd. Daarom moet de hoogte voor elke tocht opnieuw ingesteld worden op de juiste hoogte. En als de luchtdruk tijdens de fietstocht bijvoorbeeld 5 hPa daalt zal de hoogtemeter bij thuiskomst 50 meter te hoog aangeven. Hiervoor moet je dus achteraf corrigeren.

Vooraf had ik wat twijfels of het apparaat wel goed zou werken met kleine hoogteverschillen. Die vrees bleek ongegrond: zelfs elk viaduct of elke brug verschijnt duidelijk in het hellingprofiel. De hoogte wordt elke 20 seconden opgeslagen. Variaties binnen die periode zal je dus niet terug vinden, maar in de praktijk heb je hier geen last van. Hieronder een voorbeeld hellingprofiel van een fietstochts langs de Veluwezoom en de Posbank.

A) Bennekomseberg, B) Italiaanseweg, C) Pietersberg, D) Apeldoornseweg, E) Emma Pyramide, F) Zijpenberg, G) Posbank, H) Zijpenberg, I) Emma Pyramide, J) Westerbouwing, K) Bennekomseberg, L) Wageningseberg


Voorbeeld hoogteprofiel


In de hoogteprofielen wordt per 100 meter het hellingspercentage gegeven. Maar hoe nauwkeurig is dit nu? 1% te hoog of te laag betekent 1 meter te veel of te weinig hoogteverschil over de bewuste 100 meter. Omdat de data maar om de 20 seconden wordt opgeslagen en het systeem met luchtdruk werk, zit je er dus snel een metertje / procentje naast. Het lieft baseer ik de profielen dan ook op meerdere metingen. Onrealistische details (golvende profielen) worden 'met de hand' bijgewerkt. Als je per kilometer middelt heb je van deze onnauwkeurigheden veel minder last (1% is dan 10 meter hoogteverschil), maar in Nederland houd je dan al snel niets meer over. Bij het vaststellen van de abolute hoogte gebruik ik de topografische atlas.

Geologie

De heuvels van Midden-Nederland hebben we te danken aan de ijstijden. Om precies te zijn aan de een na laatste, die rond 150.000 jaar geleden optrad en het Saalien genoemd wordt. Tijdens deze ijstijd kwamen de uitlopers van de Scandinavische ijskap ruwweg tot de lijn Haarlem-Nijmegen. Het ijsfront was niet aaneengesloten, maar bestond uit een aantal lobben die diepe dalen (glaciale bekkens) uitsleten (blauw in het kaartje rechts). Aan de randen van deze ijslobben werden door de druk van het ijs heuvelruggen opgestuwd: de stuwwallen (groen).

Op het kaartje is te zien dat de Utrechtse Heuvelrug en de stuwwal van Ede vroeger met elkaar verbonden waren. Door latere erosie van de Rijn is de afsluitende boog tussen Rhenen en Wageningen verdwenen. Hetzelfde geldt voor de Veluwe en de heuvels bij Nijmegen. Dezelfde erosie heeft de steile hellingen van de Grebbeberg en de Veluwezoom veroorzaakt.


Stuwwallen in Nederland (bron: www.geo.vu.nl/~huik/ijstijd.html).

Smeltwater van de gletsjers stroomde over de stuwwallen heen. Het bevatte veel grind en zand dat onderaan de hellingen bleef liggen en een zich steeds verder uitbreidende spoelzandwaaier (sandrvlake) vormde. Voorbeelden zijn de Ginkelse Heide en de omgeving van Soesterberg. Het smeltwater sneed ook diepe dalen uit in de stuwwallen. Een mooi voorbeeld is de Darthuizerpoort bij Leersum: dit smeltwaterdal snijdt de Utrechtse Heuvelrug in twee delen.

In de laatste ijstijd, het Weichselien (tot 10.000 jaar geleden) kwam het landijs niet zuidelijker dan Denemarken. Desondanks heersen er zeer lage temperaturen. Nederland was een grote poolwoestijn. Winderosie zorgde ervoor dat de stuwwallen flink verlaagd werden. Het weggewaaide zand werd afgezet in de bekkens tussen de stuwwallen. Meters van deze dekzanden zijn hier afgezet. Het was zo koud dat de bodem tot op enkele tientallen meters permanent bevroren was (permafrost). Hierdoor konden sneeuwsmelwater en regen niet in de bodem wegzakken en ontstonden op de hellingen kleine dalen. Na het verdwijnen van de permafrost verloren deze dalen hun waterafvoerende functie en bleven ze als zogenoemde droge dalen in het landschap achter. Ze zijn op talloze plaatsen aanwezig, maar nergens zijn ze duidelijk te herkennen als bij de Posbank.